TwweeT en de kleine dingen

dinsdag, juli 23, 2002

Wei
Bij ons in de buurt was er een grote weide, een groot stuk braakliggende grond. De weide was geen echte weide, ooit groeiden er groenten. De groentenbedjes waren nog duidelijk te zien. Jaren later was er alleen hoog gras, en netels, massa's netels. De wei was voor ons het ideale speelterrein. We waren net oud genoeg om de greppeltjes met één fikse stap te overwinnen. We waren net klein genoeg om ons helemaal te kunnen verstoppen in de greppeltjes. We speelden verstoppertje, we hielden wedstrijdjes, om het snelst lopen van de ene kant naar de andere kant, wel twintig greppeltjes over. Onderweg sneuvelde altijd minstens de helft van de deelnemers. Wanneer het gras pas gehooid was, bouwden we grootse kampen. Niemand onder ons had hooikoorts, dat zou een weekje op je eentje binnen spelen betekenen.
Aan het spannendste spelletje waagden we ons pas aan het eind van de zomer. In het midden van de wei was een grote, diepe, vierkante put. Die was eng, heel eng. Maar de put was ook erg spannend. Aan het einde van de zomer overwonnen we onze angst en maakten de put nog veel angstaanjagender. We verzamelden padden en kikkers en dropten ze in de put. Zo werd de put helemaal een te mijden plaats. Toch werden we er telkens door aangetrokken. De stoere buurjongens brachten ons er steeds weer toe terug naar de paddenput te gaan. De put werd hét verzamelpunt voor de hele buurt. We wilden niet onder doen voor elkaar. De beestjes werden er één voor één uitgevist en belandden op plaatsen waar sommige buurvrouwen nu nog over praten. In de brievenbus. Wij wisten maar al te goed dat buurvrouw M. een heilige schrik had van alles wat ook maar een beetje in de buurt kwam van een kikker, laat staan een pad...