TwweeT en de kleine dingen

donderdag, augustus 22, 2002

Trein
Na één jaar pendelen op steeds dezelfde trein, naar steeds dezelfde stad, op steeds (of toch ongeveer) hetzelfde tijdstip, ken je de mensen op je trein. Je weet wie waar zit, je weet wie bij wie hoort, je weet wie waar welke aansluiting moet hebben.

Zo is er de jongen, ongeveer even oud als ik schat ik, met zijn KV-sjaal. Alleen in de zomer laat hij hem thuis. Het voetbalseizoen ligt dan ook stil natuurlijk. De jongen heeft een veel te grote bril, zijn haar ligt altijd heel plat tegen zijn hoofd en zijn handen verdwijnen steevast in de mouwen van zijn saaie blauwe regenjas. Ik mag hem niet.

Er is ook de jonge bedrukte vrouw. Haar job vergt veel van haar krachten en ook privé loopt het niet allemaal op rolletjes stel ik mij voor. Maar ongetwijfeld wacht haar een erg mooie carrière. Ze is onberispelijk gekleed, heeft een mooie figuur, ze werkt hard, neemt de hele weg papieren door, maakt aantekeningen. Haar baas heeft vast niets te klagen over haar. Behalve die glimlach, die heb ik nog nooit op haar lippen zien verschijnen. Ik ben niet jaloers.

Er zijn ook twee meisjes. Nu is het een tijdje geleden dat ik ze gezien heb, maar vanaf half september zullen ze er ongetwijfeld weer zijn. Ze studeren. Wat juist, daar ben ik nog niet helemaal achter, maar ik vermoed dat het lager onderwijs is. Het ene meisje heeft een hele schelle stem en vertelt honderduit over haar vriendje en haar weekendbelevenissen. Terwijl ze maar doorratelt over "hare Sander" verorbert ze steevast een Tupper-ware doosje vol Special-K, de droge versie. De combinatie van haar stem, haar gesmak en het geknisper van de droge corn-flakes, doen mij soms besluiten niet in hun onmiddellijke omgeving plaats te nemen.

Er is ook de slordige jongen. Hij is een beetje pafferig, draagt steeds een te kleine vest en zijn haar is altijd erg vettig. Hij draagt een tas over zijn schouder. Die puilt uit met losse papieren en verfomfaaide kranten, elke dag opnieuw. Of het steeds ander papieren zijn, of elke dag dezelfde, is niet helemaal duidelijk. Ook die jongen mag ik niet.

En dan is er de man. De man is best wel knap, heeft bruin haar, een bril en heeft iets heel intrigerends over zich. We wisselen steeds een voorzichtig knikje en lachje en één keer zelfs een paar zinnetjes. Waarom de man me intrigeert, valt moeilijk te omschrijven, maar dat het zo is staat buiten kijf. Eén keer was hij zelfs het onderwerp van mijn droom. De volgende ochtend durfde ik hem amper aankijken.
Pendelen heeft zo zijn invloed op mijn nachtelijk leven.