TwweeT en de kleine dingen

donderdag, januari 16, 2003

Figuur
We hadden een dorpsfiguur bij ons in het dorp. Hadden, want hij is al enkele jaren dood. Rik Viool, zo heette hij – althans zo werd hij genoemd – scheurde met zijn opgefokte brommertje door het dorp. Hij was een opvallende verschijning. Steeds droeg hij een lichtblauwe stofjas en daaronder een rok tot aan de knie. Hij had dikke, witte en vooral blote benen, zomer en winter. Echte ouderwetse klompen maakten het plaatje compleet. Ik wist niet veel over Rik Viool, hij zou samenwerken met een aantal notarissen en de aankondigingen voor openbare verkopen in de buurt verspreiden. Hij zou een “verdierepikker” zijn en zo een aardig fortuintje vergaard hebben. Maar dat had ik maar van horen zeggen. Er werd heel wat gefluisterd over Rik Viool. Naar het schijnt droeg hij niets onder die rok en zou hij een voorkeur hebben voor jonge jongens. Of het post-Dutroux-tijdperk een rol speelde in deze beweringen, weet ik niet. Ik bleef – alhoewel ik duidelijk geen jongetje was – liefst uit de buurt van Rik Viool. Ik vond hem een beetje griezelig.

Soms is Leuven ook een dorp. Leuven heeft namelijk ook dorpsfiguren. De pater met zijn rode kap, de man die altijd tegen zichzelf staat te praten en daarbij geregeld doet alsof hij zijn keel oversnijdt en de groezelige gitarist. Vanmorgen kwam ik de gitarist tegen, zonder gitaar. Ik wilde uit de trein stappen, maar hij versperde mij, en de andere pendelaars, de doorgang. Ik ben wel meer gewoon van hem. Vroeger zag ik hem regelmatig in het studentenrestaurant, waar hij op zijn aftandse tweesnarige gitaar een liedje trachtte te spelen en zingen. De gitaar, zijn spastische bewegingen en zijn gebrek aan stem maakten dat wel erg moeilijk. Het klonk lelijk, maar toch oogstte hij behoorlijk wat succes.
Ook in het zwembad kwam ik hem regelmatig tegen. Daar beleefde hij de tijd van zijn leven. Hij sprong van de kant het water in, sloeg met gestrekte arm op het water, draaide in het rond maar waagde zich nooit in het diepe. De redders hielden hem nauwlettend in de gaten, want zwemmen kon hij niet. Als hij er genoeg van had, stapte hij naar de redders. Zij gaven hem elke week opnieuw een handdoek, want die had hij nooit bij. Met een vers chloor-luchtje om zich heen, schuimde hij daarna opnieuw de studentenrestaurants af. Hij was weer fris en schoon voor een week.