TwweeT en de kleine dingen

maandag, januari 13, 2003

Pap*
Voorzichtig roerden we de witte melk geel. Er mochten geen brokjes meer zijn, de gele melk moest zacht en vloeibaar worden. In het begin was het moeilijk, de vork bleef telkens haperen op de bodem. Dan ging het beter, snel draaide de vork heen en weer.
Dat was het gemakkelijke deel van het werk. Maar ook het deel met het minste verantwoordelijkheid. Pas als je de kokende melk mocht roeren, had je verantwoordelijkheid. We vochten erom, wie er wat mocht doen, mijn broer, zussen en ik. Als je in de melk mocht roeren, moest je zorgen dat ze niet aanbrandde, en dat was niet zo eenvoudig. Je voelde het aan de bodem, je moest de bodem van de kookpot blijven voelen, niet één of andere smurrie, want dan was het te laat.
Stilaan naderde het cruciale moment. Er kwam steeds meer schuim op de warme melk, ze dampte. “Moeke, het kookt!” riepen we dan. “Nee, nog niet hoor, je moet nog blijven roeren.” Vijf minuten later was het dan wel zover. Pijlsnel stijg het niveau van de melk. Het zweet brak ons uit. Maar we waren goed op elkaar ingespeeld. Gezwind goot mijn broer zijn potje gele melk bij de kokende melk. “Blijven roeren, blijven roeren!” Stilaan dikte de pap. Nu was het de beurt aan mijn moeder. Ze nam de pot van het vuur, voegde er suiker aan toe, roerde een laatste keer en vulde zes kommetjes met de pap.
Het laatste restje bleef in de pot. Alleen daarom hielpen we haar. De helft schonk ze op een klein bordje, de restjes bleven in de kookpot. We wilden alleen de pot schoonmaken, het restje hete pap op het schoteltje trok ons niet zo. Met kleine halen schraapten we de pot helemaal schoon. De afwas was bijna overbodig.
*of pudding