Afscheid
Ik stapte op de trein en zwaaide nog één keer. En nog een keer toen de trein zich in beweging zette. Het meisje naast me zwaaide ook. En nog een keer.
Op het perron zwaaiden twee jongens terug.
Ik zocht een plaatsje en haalde mijn boek boven. Het meisje bleef staan.
Ondertussen op het perron:
Jongen 1 tegen jongen 2:
“Daar staan we dan weer. Maar voor je het weet is het weer weekend.”
Weekend-geliefden onder elkaar.
Ik stapte op de trein en zwaaide nog één keer. En nog een keer toen de trein zich in beweging zette. Het meisje naast me zwaaide ook. En nog een keer.
Op het perron zwaaiden twee jongens terug.
Ik zocht een plaatsje en haalde mijn boek boven. Het meisje bleef staan.
Ondertussen op het perron:
Jongen 1 tegen jongen 2:
“Daar staan we dan weer. Maar voor je het weet is het weer weekend.”
Weekend-geliefden onder elkaar.