TwweeT en de kleine dingen

dinsdag, april 08, 2003

Buur
Ik was bang van hen. Ze waren anders: ze hadden een wilde blik in hun ogen en handelden voor ze nadachten. Als ze in de buurt waren, dan had je het gevoel dat er een orkaan langstrok. Bovendien zagen ze er ook beangstigend uit. A. had felle rosse haren en groene ogen met een blik waarin dezelfde felheid school als in haar haren. J., haar jonger broertje, had slechts één dikke wenkbrauw. Hij keek altijd kwaad.
Maar ze woonden in dezelfde buurt, dus speelden we met hen, of zij met ons. Ooit heeft mijn broer A. en mij getrouwd. Ik trok het lange, witte trouwkleed van mijn moeder uit de verkleedkoffer aan. A. hield het sober en viste een das uit dezelfde koffer. Mijn broer sprak plechtige woorden en zei dat we moesten kussen. A. drukte een kus op mijn wang. En zo waren we getrouwd.
A. heeft mij nooit voorgesteld aan haar ouders. Geen enkele keer ben ik bij haar thuis geweest. We wisten dat ze in het straatje achter ons woonde, maar niet in welk huis. Er stonden daar maar drie huizen, zo moeilijk kon dat niet zijn. Het was er griezelig, telkens we er langs moesten met de fiets, duwden we harder op onze trappers. Voor het raam van het eerste huis hing immers een revolver, een echte, met de tekst: “Betreden op eigen risico”. Maar A. verzekerde me dat zij daar niet woonden. Ik was niet overtuigd.