TwweeT en de kleine dingen

maandag, juni 02, 2003

Plant
Drie kamerplanten wilde ik, absoluut. Hoe ik die thuis moest krijgen, dat was een zorg voor later. Aan mijn fietsstuur bungelden al twee plastic zakken en mijn tasje. Een snelbinder had ik niet. Ik vroeg de verkoopster om de stenen potten in een kartonnen doos te stoppen. Het zou me wel lukken, één hand aan het stuur, één hand bij de kartonnen doos, zes kilometer lang.
Het lukt me niet. Dat merkte ik na drie meter al. Voor er ongelukken van kwamen, besloot ik dat ik technische ondersteuning nodig had. Ik vroeg een vrouw met een fietsmandje waar je die dingen kon kopen. “Bij de fietsenmaker, aan het einde van die straat,” antwoordde ze. Te voet toog ik naar de fietsenwinkel. De deuren waren op slot. Er hing een bordje “open”. Vertwijfeld zocht ik naar een bordje met de openingsuren. Hoe lang zou zijn middagpauze duren? Het was al kwart voor twee. Ik belde aan, de nood was hoog. Geen reactie. Ik installeerde me op het muurtje in de schaduw.
Om vijf voor twee kwam de fietsenmaker aangereden. “Eigenlijk had ik om half twee al open moeten gaan maar ik werd weggeroepen. Ik werk ook bij de brandweer.” Ik was al lang tevreden dat hij was komen opdagen. “Een mandje, ik heb een mandje nodig,” zei ik.
Ik kocht een rechthoekige mand, installeerde mijn drie planten erin en hing het gevaarte aan mijn stuur. Dat ging maar net goed. Het voorlicht kwam te hoog. Ik zou voorzichtig moeten rijden.
Dat deed ik. Slechts één bochtje moest ik nemen, verder één rechte weg langs de rivier. Het groen van de planten wees me de weg. Ik had er vertrouwen in. Ik genoot opnieuw van het water naast me en de zon boven me.
Tot die ene bocht. Iets te snel ging ik. De mand belandde mét inhoud op het fietspad. De schade leek enorm: overal groen, aarde en steen. Balans: één pot finaal in twee, één pot met een grote barst en één gave pot. De schade aan de plantjes was niet onoverkomelijk.
Heel voorzichtig fietste ik het laatste eind naar huis.