TwweeT en de kleine dingen

dinsdag, juli 22, 2003

Logeren
Jasper vertelt honderduit. Over zijn fiets die stuk is, over zijn broertje dat hij lekker niet gaat missen, over zijn kamp in de boom waar zijn broertje niet mocht komen, zeker niet wanneer hij er niet zou zijn. Jasper heeft het druk, zoals altijd. Af en toe slaat zijn stem over. “Ma-maa, je gaat toch goed voor de konijnen zorgen wanner ik er niet zal zijn?”
“Ja, natuurlijk, Jasper.”
“Mama, ik wil met Stan ook een kamp bouwen. Nog groter dan thuis.”
“Dat moeten jullie samen beslissen hé. Straks kan je het hem vragen.”
Jasper gaat een weekje logeren bij zijn neefje Stan.
Alleen hun familienaam en leeftijd delen Jasper en Stan, verder liggen hun universums mijlenver uit elkaar.
Jasper is bruin geblakerd van het vele ravotten in de zon, Stan heeft een bleek velletje, hij verdiept zich in de Egyptische piramiden, vanuit de boeken en het internet weliswaar.
Stan vindt Jasper’s voorstel om een kamp te bouwen maar niets. Hij heeft een beter plannetje: hij wilt met Jasper gaan vissen.
Heel minutieus legt hij de werking van zijn hengel uit. Hij vertelt Jasper over de dobber, het aas en de vele knopjes. Jasper luistert aandachtig. Hij ziet het wel zitten, hij wil een dikke, grote vis vangen. Dikker en groter dan Stan ooit gezien heeft. Maar dat zegt hij niet.
De volgende dagen zitten de twee van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat aan de waterkant.
Ze bewegen niet.
Ze vangen niets.
Maar Jasper geeft niet op. Hij wil en zal een dikke, grote vis vangen.
De dag voor Jasper weer naar huis gaat lukt het hem eindelijk. Hij vangt een kanjer van een goudvis. Stan laat niet zien dat hij onder de indruk is.
Heel voorzichtig deponeren ze de vis in de emmer met water, die al vier dagen ongebruikt tussen hen in staat.
De volgende dag houdt Jasper een grote plastic zak voorzichtig tegen zich aangeklemd. Het hele eind naar huis klotst het water zachtjes. Jasper zit doodstil. Dat heeft hij nu wel geleerd.