TwweeT en de kleine dingen

maandag, augustus 18, 2003

Rit
Kilometer na kilometer reed ik door de nacht. Van stad naar stad, van grote rivier naar grote rivier, en uiteindelijk naar hem. Het was stil – de radio deed het niet. Urenlang zag ik niemand – er was niemand die me gezelschap hield. De auto’s die me voorbij raasden, bleven blikken dozen, zonder gezicht. Alsof ik alleen op weg was. Alsof de rest van de wereld sliep. Of simpelweg verdwenen was en morgen pas weer zou verschijnen; in de ochtend, wanneer de auto’s weer een gezicht zouden krijgen, stemmen ook buiten mijn hoofd zouden klinken.
De nacht was van mij, van mij alleen.
Tot de bestuurder in de Polo voor me plots mens werd, hij boog zijn hoofd naar links en daarna naar rechts. En nogmaals. Een zwart hoofd tegen een grijze achtergrond.
Ik was niet langer alleen.