TwweeT en de kleine dingen

maandag, januari 05, 2004

Bus
Reikhalzend kijk ik uit naar de bus. Het is koud buiten, en ik heb geen zin om nog veel langer te wachten. Ik tel de auto’s die langsrijden en denk: “De tiende auto is de bus.”
Tien auto’s rijden langs me heen, en nog eens tien. Geen bus te zien.
Ik loop een rondje, zodat ik op de kerktoren kan zien hoeveel minuten de bus al te laat is. Net vijfentwintig. De bus heeft nog drie minuten voor hij te laat is.
Ik tel nog tien auto’s. Ik spring van mijn ene been op mijn andere, en sta op het punt nog eens naar het uurwerk op de kerktoren te gaan kijken.
Als een baken zie ik eindelijk de contouren van de bus verschijnen. De display licht op in het donker. Ik haal mijn lijnkaart alvast te voorschijn.
Nog voor de bus stopt, zie ik al dat dit geen aangename rit gaat worden. Warm, dat wel, en ik zal ook wel geraken waar ik moet zijn, maar niet zachtjes.
‘Den ouwe,’ zoals mijn zussen hem noemen, is weer chauffeur van dienst.
En hij is oud. Zeven jaar geleden al dacht ik dat hij aan zijn laatste dienstjaar bezig was. Toen al was hij kaal en bepaalden de vele rimpels het reliëf van zijn gezicht. Zijn pensioen kon niet ver weg zijn.
Dat denk ik nog steeds.
Hij is een chauffeur van de oude stempel. Aan het nieuwe uniform doet hij niet mee: nog steeds draagt hij een blauwe stofjas en een kepie. En hij is de baas op zijn bus, tijd voor een praatje heeft hij niet. Een hautaine blik, die kan je krijgen.
Maar het ergste is niet wat hij draagt of hoe oud hij al wel niet moet zijn. Nee, zijn rijstijl, die is het ergst. Remmen doet hij pas als het echt nodig is, als het oranje licht een rode kleur krijgt, of als die voetganger al halverwege het zebrapad is. En zijn gaspedaal, die kan hij maar vier seconden na elkaar indrukken. Vier seconden gas, vijf geen, vier seconden gas, vijf geen.
Ik stop mijn kaartje in de automaat, zeg waar ik heen moet en neem mijn kaartje terug.