Fiets
Ik vond dat de auto moest stoppen, niet ik. Wie er voorrang had was onduidelijk, daarvoor was het kruispunt te ingewikkeld. Maar ik werd nat van de regen op mijn fiets, de autobestuurder niet. Reden genoeg om me snel verder te laten fietsen, was ik van oordeel.
Assertief reed ik alvast een metertje vooruit, zodat de automobilist me zeker kon zien. We hadden oogcontact, ik zag hem, hij zag mij. Maar hij reed door.
Nog net op tijd kon ik remmen.
Hij reed door een diepe plas en spatte me nat.
Ik zag een grijns op zijn gezicht.
De vloek die uit mijn mond ontsnapte, was voor zijn oren bedoeld, maar bereikte ze nooit.
Ik vond dat de auto moest stoppen, niet ik. Wie er voorrang had was onduidelijk, daarvoor was het kruispunt te ingewikkeld. Maar ik werd nat van de regen op mijn fiets, de autobestuurder niet. Reden genoeg om me snel verder te laten fietsen, was ik van oordeel.
Assertief reed ik alvast een metertje vooruit, zodat de automobilist me zeker kon zien. We hadden oogcontact, ik zag hem, hij zag mij. Maar hij reed door.
Nog net op tijd kon ik remmen.
Hij reed door een diepe plas en spatte me nat.
Ik zag een grijns op zijn gezicht.
De vloek die uit mijn mond ontsnapte, was voor zijn oren bedoeld, maar bereikte ze nooit.