TwweeT en de kleine dingen

donderdag, maart 25, 2004

Ardennen
Als ik je er een foto van zou tonen, zou je zeggen: “Wat een sprookjeshuis!” En je zou gelijk hebben, het is een sprookjeshuis. Een wit huis met donkere houten luiken, met ramen als lachende ogen en een voordeur als een grote, vriendelijke mond. Overal er omheen groen, en als je goed luistert, de rivier, vlakbij, maar verborgen achter de berkenbomen.
Het is niet alleen een sprookjeshuis, ik heb ook sprookjesherinneringen aan dat huis. Hoe we er in de zomer soms twee weken verbleven met twee gezinnen: samen dertien man (waarvan tien vrouwen). Hoe het huis nooit vol leek. Hoe we verse melk gingen halen bij een boer in het dorp. Hoe we vanuit de tuin zo in het water konden: om te zwemmen, pootje te baden en soms om te varen. Hoe mijn zus die amper boven de tafel uitkwam, de hele dag rond sjokte op de schoenen van mijn moeder. Liefst dat ene paar met hoge hakken.
En ik, ik maakte er modderkastelen bij de berk, midden op het grasveld. Moddermannetjes en –vrouwtjes bevolkten mijn kasteel. Ik legde voor hen een prachtige tuin aan, met steentjes uit de rivier, bloemen uit de borders en dennenappels uit het donkere bosje achter het huis.
De lucht zinderde, het water klotste tegen de oever, het kasteel werd steeds groter. Mijn moeder noemde me haar modderkind.