Taal
Hij praatte erover alsof het niets is.
Alsof het normaal is, alsof het geen pijn doet, alsof er geen taboe op rust.
Ze luisterde, knikte af en toe.
Maar verder wist ze het niet. Ze voelde wél pijn, vond geen woorden.
Ze praatte over iets anders. Iets luchtigs, iets veiligs.
Hij zweeg, en begreep.
Hij praatte erover alsof het niets is.
Alsof het normaal is, alsof het geen pijn doet, alsof er geen taboe op rust.
Ze luisterde, knikte af en toe.
Maar verder wist ze het niet. Ze voelde wél pijn, vond geen woorden.
Ze praatte over iets anders. Iets luchtigs, iets veiligs.
Hij zweeg, en begreep.