TwweeT en de kleine dingen

woensdag, augustus 18, 2004

Grap
Mijn vader vertelde een grap. Eigenlijk was het geen grap, eigenlijk was het een waargebeurd verhaaltje. Maar hij vond het zo grappig, dat hij het amper verteld kreeg. In het begin ging het nog wel, ik kon volgen, wist waarover hij het had.
Zes mannen gingen regelmatig vissen, met een echte boot op de echte zee. Toen één van de mannen op een dag niet kon, ging er een andere man mee.
Ik knikte. Mijn vader lachte. Ik bespeurde nog niets grappigs in het verhaal.
Die nieuwe man, die werd heel erg zeeziek. Hij moest overgeven, deed dat over de reling en spuwde zijn vals gebit in de zee. Gebit weg.
"Oh nee," zei ik. Mijn vader schudde van het lachen. Mijn moeder vroeg of zij verder moest vertellen. "Neenee, het gaat wel," hikte mijn vader.
De andere mannen wilde een grap uithalen met de zieke jongen zonder gebit. Eén van de andere mannen, die ook een vals gebit had, haalde het uit zijn mond.
Het lukte mijn vader niet meer. Tranen liepen over zijn wangen, met lange uithalen lachte hij om de grap die hij nog niet helemaal verteld had. Ik kon al raden hoe het verhaal verder ging. Ze bonden het gebit aan een hengel, wierpen het in de zee en haalden het op.
Mijn moeder ging verder. De mannen bonden het gebit aan een hengel, wierpen het in zee, riepen de onfortuinlijke man erbij en haalden, als bij wonder, een gebit op.
Ik lachte een beetje, dat had ik zelf ook kunnen bedenken. Mijn vader slaagde erin om tussen twee lachstuipen door, af en toe een woord te zeggen. "Maar wacht, het is nog niet gedaan."
De man was blij met het gebit, maakte het los van de hengel en stak het in zijn mond. Toen hij merkte dat het niet paste, wierp hij het met een grote zwaai overboord. Resultaat: twee mannen zonder gebit.
Ik lachte. Mijn vader gierde. Hij kon niets meer zeggen, tranen zochten zich in snel tempo een weg naar beneden. Hij is geen goede grappenverteller.