TwweeT en de kleine dingen

vrijdag, februari 03, 2006

Doos
In juni zal het tien jaar geleden zijn dat ik de middelbare school vaarwel zei. Daar heb ik nooit spijt van gehad. Integendeel. Het waren niet bepaald de mooiste jaren uit mijn leven.
En toch.
Soms betrap ik mezelf op een tikkeltje weemoed. De gezamenlijke spiekbriefjes die een klasgenoot voor de hele klas maakte, de wij-tegen-de-rest-mentaliteit, het fantastische schoolgebouw. Maar ik weet dat ik die tijd niet moet verheerlijken: ik voelde me niet goed in mijn vel toen.

Vorig weekend werd ik weer helemaal in de periode 1990-1996 gesmeten. Mijn ouders hadden hun zolder opgeruimd en alle verdwaalde boeken, notities, knutselwerken en schriften van hun kinderen moesten verdwijn. In de garage stonden stapels dozen en goed gevulde plastic zakken. ‘Of ik mijn spullen even kwam uitzoeken?’ Anders zou alles onverbiddelijk naar het containerpark verdwijnen.
Zaterdagavond boog ik mij over stapels schriften, groepswerken en hier en daar een verdwaalde tekening. Wat zou ik bijhouden? Wat mocht weg? Snel doorbladerde ik alle cursussen. Soms was een beslissing snel gemaakt. Wiskunde mocht weg. Vanaf de leerstof van het derde middelbaar begrijp ik er nu niets meer van. Fysica idem. Chemie ook. Weg. Informatica: weg wegens hopeloos verouderd. (We hebben het anderhalf jaar gehad over het verplaatsen van autootjes. Daarvan begreep ik dertien jaar geleden al de relevantie niet.) Technologische opvoeding: voor mijn zus, zij kan er nog wat aan hebben. Na een vluchtige blik in schriften van Frans, Engels, aardrijkskunde en economie, verdwenen deze stapels ook richting containerpark. Geschiedenis hou ik plichtsgetrouw bij. Al ben ik niet van plan ooit les te geven, het blijft toch mijn vakgebied. Uit de schriften Nederlands hield ik hier en daar iets bij. Mooie teksten, een leuk gedicht of een eigen opstel. En werkjes, die mochten ook in de doos ‘bijhouden’. Een ingewikkelde omslag over ‘De wereld van Sofie’, een amateuristisch werkje over Jan Hanlo en mijn eindwerk economie.

Af en toe stootte ik op iets onverwachts. Een opstel in ’t Frans. Met daarbij een mooie, intacte foto van mijn zusje. Een blonde krullenbol van vier, hooguit vijf. Onzeker maar nieuwsgierig stapt ze de wereld in. Een foto om te koesteren.
En mijn oude boekentas. Zes jaar gebruikte ik hem elke dag. Talloze malen werd de riem hersteld, maar verder was hij onverslijtbaar.
Ik ontdekte ook dat mijn moeder wel heel veel werk moet hebben gehad. Talloze handtekeningen moest ze zetten. Op rapporten, toetsen, vakkaarten, proefwerken. Af en toe ontdekte ik ook een handtekening van mijn vader. Maar alleen als de punten heel erg goed waren. (Waarom maakte ik daar zo’n probleem van? Ik was toch geen slechte leerling?)
En mijn geschrift. ‘Hé, je geschrift leek toen al op jouw huidige geschrift,’ merkte mijn zus op bij een schrift uit 1992. Het klopte wel, maar niet helemaal. Ik zag hoe ik experimenteerde, hoe ik krulletjes probeerde en ze nadien weer afzwoor. Hoe ik steeds kleiner en vlakker ging schrijven.
Een doos vulde ik. Mijn boekentas legde ik er bovenop. De rest verdween onherroepelijk naar het containerpark. Weg.