TwweeT en de kleine dingen

zondag, februari 26, 2006

Verhuis
Via touwen en een ladder kwam een grote, onhandige kast naar beneden. Twee mannen vingen het stuk beneden op.
"Zet hem op zijn poten!" roept de ene man tegen de andere.
"Laten zakken, nu!"
De andere man tilt de kast over zijn rug heen. Het ziet er absoluut onhandig uit.
"Waar zijn de poten?" vraagt hij.
"Aan de onderkant."
Maar hij is het noorden kwijt, het duurt nog even voor hij de poten heeft gevonden en de kast rechtop op de straat staat.

maandag, februari 20, 2006

Woord van de zondag:
'tsjoepeke'

Samenvatting
Dingen die ik de voorbije weken niet heb gedaan:
- gekookt
- een kaartje gestuurd naar een vriend die net vader is geworden,
- naar Nederland gespoord
- gelezen
- gepoetst

Dingen die ik de voorbije weken weinig heb gedaan:
- geslapen
- ingepakt
- tv gekeken
- afgesproken met vrienden om leuke dingen te doen
- stukjes geschreven

Dingen die ik de voorbije weken veel heb gedaan:
- behang verwijderd
- geschilderd
- geschuurd (plafonds, deurstijlen, muren, ramen, …)
- opgeruimd
- thee geschonken
- beslissingen genomen (kleuren, gordijnen, kasten, twee of drie lagen verf en af en toe een makkelijke zoals antwoorden op de vraag: ‘is het de moeite dat ik kom helpen’ ‘ja!’ …)
- gewerkt (oh ja, dat moet ook nog gebeuren)

maandag, februari 13, 2006

Vijgen na...
Mijn nieuwe buren worden mijn nieuwe buren niet. Nog voor ik naar mijn nieuw huisje verhuis, zijn ze al weg. Zaterdagochtend stond er een grote vrachtwagen voor de deur. Die werd langzaam volgeladen. Terwijl we schilderden, tape verwijderden, schuurden en vernisten hoorden we drukke stemmen. Daarna werd het stil. De vrachtwagen vertrok, maar kwam weer terug. De stemmen verplaatsten zich naar de tuin.
"Ik hoop dat ze de vijgenboom laten staan", zei ik nog tegen mijn klusgezelschap.
De boom had zijn takken tot over mijn muurtje uitgestrekt. In oktober had ik gezien dat er ook aan mijn kant vijgen groeiden. Dat kon ik best appreciëren.
Mijn klusgezelschap liet de planken vloer in de steek en ging op inspectie.
"Welke boom is de vijgenboom?" vroeg ze nog.
Ik volgde haar naar buiten. Aan de overkant van het muurtje zag ik enkele takken gevaarlijk heen en weer zwiepen. Maar het was niet de vijgenboom. Die was al verdwenen. Aan het einde van de dag waren ook de twee andere bomen uit de tuin verdwenen. Mijn buren zijn grondig verhuisd. En ik kan fluiten naar mijn vijgen.

donderdag, februari 09, 2006

Spam
Vandaag in de inbox:
'To achieve something in your life, you need to have a child.'

woensdag, februari 08, 2006

Verhuis
Langzaam neem ik afstand van mijn oud appartement, mijn oude buren, mijn oude straat en mijn oude wijk.
Ik vertel aan de buurmannen dat ik vertrek. "Spijtig", zeggen ze. "Wat gaan we nu doen als onze kelder nog eens overstroomt omdat jullie waterleiding is gesprongen?" "De nieuwe bewoners kunnen net als ik toen de huisbaas en de brandweer verwittigen hoor." Beloven dat het niet meer zal gebeuren, kan ik niet. Daarvoor is zowat alles in het appartement in te slechte staat.
Aandachtig fiets ik door de straat. Ik knik naar de oude vrouw van drie huizen verderop. Ik bewonder haar. Op haar 96ste woont ze nog steeds zelfstandig. Af en toe duwde ik haar scooter in het gangetje naast haar huis. Hoe lang zal ze hier nog wonen? Hoe lang zal ze nog leven?
Ik kijk naar de tekeningen op de stoep aan de overkant. De buurjongetjes. Ik zag ze veranderen van ronde peuters in uit de kluiten gewassen lagere school-kinderen. Ik zag ook hoe ze steeds serieuzer werden, hoe het spontane stilaan verdween.
’s Morgens gluur ik binnen bij het kapsalon in het midden van de straat. Het is er nog donker. En wordt er haar gekapt. Ik zie hoe de kapster zelf voor de spiegel staat en haar haar in model brengt.
En het café. Het enige café in de hele buurt. Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik er nooit binnen ben geweest. Ik ben geen wielertoerist, ik ben geen supporter van KV Mechelen. En ik ben Mark Uytterhoeven niet. Hij was er een graag geziene gast.
‘Dagdag’, zwaai ik.
Nu het park nog. Voor ik verhuis, wil ik er nog een rondje lopen. Dat moet gewoon. Jarenlang was het mijn grote speeltuin. Ik organiseerde er picknicks, liep er rondjes, bewonderde de rozentuin er samen met mijn grootouders, maakte er romantische wandelingen en snoepte er van de bosaardbeitjes. Die ga ik niet meer halen dit jaar.

vrijdag, februari 03, 2006

Doos
In juni zal het tien jaar geleden zijn dat ik de middelbare school vaarwel zei. Daar heb ik nooit spijt van gehad. Integendeel. Het waren niet bepaald de mooiste jaren uit mijn leven.
En toch.
Soms betrap ik mezelf op een tikkeltje weemoed. De gezamenlijke spiekbriefjes die een klasgenoot voor de hele klas maakte, de wij-tegen-de-rest-mentaliteit, het fantastische schoolgebouw. Maar ik weet dat ik die tijd niet moet verheerlijken: ik voelde me niet goed in mijn vel toen.

Vorig weekend werd ik weer helemaal in de periode 1990-1996 gesmeten. Mijn ouders hadden hun zolder opgeruimd en alle verdwaalde boeken, notities, knutselwerken en schriften van hun kinderen moesten verdwijn. In de garage stonden stapels dozen en goed gevulde plastic zakken. ‘Of ik mijn spullen even kwam uitzoeken?’ Anders zou alles onverbiddelijk naar het containerpark verdwijnen.
Zaterdagavond boog ik mij over stapels schriften, groepswerken en hier en daar een verdwaalde tekening. Wat zou ik bijhouden? Wat mocht weg? Snel doorbladerde ik alle cursussen. Soms was een beslissing snel gemaakt. Wiskunde mocht weg. Vanaf de leerstof van het derde middelbaar begrijp ik er nu niets meer van. Fysica idem. Chemie ook. Weg. Informatica: weg wegens hopeloos verouderd. (We hebben het anderhalf jaar gehad over het verplaatsen van autootjes. Daarvan begreep ik dertien jaar geleden al de relevantie niet.) Technologische opvoeding: voor mijn zus, zij kan er nog wat aan hebben. Na een vluchtige blik in schriften van Frans, Engels, aardrijkskunde en economie, verdwenen deze stapels ook richting containerpark. Geschiedenis hou ik plichtsgetrouw bij. Al ben ik niet van plan ooit les te geven, het blijft toch mijn vakgebied. Uit de schriften Nederlands hield ik hier en daar iets bij. Mooie teksten, een leuk gedicht of een eigen opstel. En werkjes, die mochten ook in de doos ‘bijhouden’. Een ingewikkelde omslag over ‘De wereld van Sofie’, een amateuristisch werkje over Jan Hanlo en mijn eindwerk economie.

Af en toe stootte ik op iets onverwachts. Een opstel in ’t Frans. Met daarbij een mooie, intacte foto van mijn zusje. Een blonde krullenbol van vier, hooguit vijf. Onzeker maar nieuwsgierig stapt ze de wereld in. Een foto om te koesteren.
En mijn oude boekentas. Zes jaar gebruikte ik hem elke dag. Talloze malen werd de riem hersteld, maar verder was hij onverslijtbaar.
Ik ontdekte ook dat mijn moeder wel heel veel werk moet hebben gehad. Talloze handtekeningen moest ze zetten. Op rapporten, toetsen, vakkaarten, proefwerken. Af en toe ontdekte ik ook een handtekening van mijn vader. Maar alleen als de punten heel erg goed waren. (Waarom maakte ik daar zo’n probleem van? Ik was toch geen slechte leerling?)
En mijn geschrift. ‘Hé, je geschrift leek toen al op jouw huidige geschrift,’ merkte mijn zus op bij een schrift uit 1992. Het klopte wel, maar niet helemaal. Ik zag hoe ik experimenteerde, hoe ik krulletjes probeerde en ze nadien weer afzwoor. Hoe ik steeds kleiner en vlakker ging schrijven.
Een doos vulde ik. Mijn boekentas legde ik er bovenop. De rest verdween onherroepelijk naar het containerpark. Weg.