TwweeT en de kleine dingen

maandag, augustus 30, 2004

Waarom schrijf ik*
Ik schrijf omdat ik wil schrijven
dat ik gelukkig ben.

Op een dag zal het zover zijn
en dan zal ik schrijven -
met mijn tong tussen het puntje van mijn tanden,
en met rode oren en rode wangen:
ik ben gelukkig.

als ik daarna ooit nog twijfel
en meen dat ik verdrietig ben of de wanhoop nabij
of zelfs reddeloos verloren,
kan ik altijd opzoeken wat ik werkelijk ben:
gelukkig.

*'k Vond dit tekstje op een kaartje tijdens een grootse opruimactie, de auteur is mij onbekend.

vrijdag, augustus 27, 2004

Binnen
Blijf binnen! Wees verstandig! Ga niet naar buiten! Maak een kop thee, kruip onder een dekentje en lees een boek. Kijk desnoods naar de olympische spelen, maar ga niet naar buiten. In geen geval!
Het is gevaarlijk buiten. Het stormt en onweert, het regent en hagelt. Zet geen stap buiten de deur!
Denk niet: mij kan niets gebeuren, want dat dacht ik ook. Denk ook niet: ik moet ergens heen, want je moet nergens heen. Dat is allemaal relatief in vergelijking met het gevaar dat buiten loert.
Ik weet het, maar ik weet het te laat. Overmoedig stapte ik op mijn fiets, zwalpte door de striemende regen naar mijn bestemming aan de andere kant van de stad. Toen ik het bruggetje afreed, merkte ik dat de auto naast me wilde stoppen voor de auto rechts van me. Dus wilde ik ook stoppen. Maar mijn voorwiel of achterwiel - dat weet ik niet precies, het ging snel - was niet van plan te stoppen. Helemaal niet zelfs. Ik remde en voelde mijn wiel onder me weg schuiven, steeds verder. Eén mogelijkheid bleef er open voor mij: de duikvlucht. Dat deed ik dan ook. Sierlijk - of niet, dat weet ik niet precies - belandde ik languit op de natte kasseien. Armen gestrekt voor me uit, buik plat op de grond, fiets twee meter achter me, ook plat op de grond. Snel krabbelde ik overeind en nam de schade op: erg pijnlijke knie, geschaafde handen en een fiets met ketting waar die niet hoorde. Nogmaals: blijf binnen, nip van je thee en lach om de regen.

donderdag, augustus 26, 2004

Overigens
- Het is weer thee-tijd. Warme thee dan.
- Mijn haar kriebelt voortdurend in mijn hals. Ik moet naar de kapper.
- Nog tien dagen en één halve dag. Ja, ik tel af.
- Een half uur nadat je uitgebreid gepoetst hebt een dikke, grote spin (10 cm. doorsnee) op je propere vloer ontdekken, is niet fijn. Spinnen zijn maar zelden fijn.
- Motten ook niet trouwens.

Los
“Je moet loslaten!” zei Miek. Els steigerde. Dat kon ze niet, dat was onmogelijk. Een deel van jezelf loslaten, negeren, datging niet. Els wist dat ze haar hele leven verder moest met dat stukje van zichzelf. Ze wilde er ook goed voor zijn, dat was voor haar de enige mogelijkheid. “Maar je gaat eraan kapot,” bracht Miek in.
Maand na maand, dag na dag, bleef er steeds minder over van Els. Dat ene stukje palmde haar helemaal in, vrat alle andere stukjes op. Ze voelde hoe ze steeds kleiner werd. En dan dacht ze terug aan Miek. Miek had gelijk, maar Miek had niet gezegd hoe ze moest loslaten, hoe ze een deel van zichzelf achter zich moest laten. Langzaam nam Els een besluit. Ze raapte alle vertrappelde en vermorzelde deeltjes van zichzelf weer samen, vertroetelde hen en vergat dat ene stukje. Voor even.

woensdag, augustus 25, 2004

Woorden
Woorden draaien en keren, buitelen over elkaar heen, en vormen af en toe mooie volzinnen. In mijn hoofd, want op papier wil het niet lukken. Daar botsen ze tegen elkaar aan, kiezen de verkeerde vriendjes en laten niet genoeg ruimte voor medewoorden, laat staan voor rust. Mijn woorden lopen niet langer mooi in het gareel.

Kerniel
De ruimte ademde geschiedenis. Eeuwenoude koorstoelen, grisailles links en rechts, een stoel uit de twaalfde eeuw. Elk voorwerp vertelde een verhaal van hoop, vernietiging en vreugde. Het kruisbeeld, de biechtstoel en het schilderij boven het altaar. Geloof, vervolging en verandering. In stilte namen we plaats op het koorgestoelte. We ademden geschiedenis.
Hier begon ook hun geschiedenis. Hier kozen zij veertig jaar geleden voor de liefde en voor elkaar. Zij, die allebei al een geschiedenis van liefde, pijn en verdriet met zich mee droegen. We vierden hun geschiedenis van hoop, liefde en geduld.


dinsdag, augustus 24, 2004

Ridders
Vier buurjongens houden een riddertoernooi. Gewapend met een houten zwaard trekken ze ten strijde. Twee aan twee vechten ze om leven en dood. Ze zijn aan elkaar gewaagd. Ze geven geen duimbreed toe. ‘Oeh,’ en ‘aah’ en ‘yesss,’ klinkt het. Eén jongen wordt recht in zijn hart getroffen. Hij stort ter aarde. Met een blote rug ligt hij op de koude straattegels. Dat is niets, hij is immers een stoere ridder, en bovendien is hij dood nu. De overwinnaar houdt het punt van zijn zwaard op de keel van de dode gedrukt. Hij roept de andere ridders erbij. Zij staken hun gevecht onmiddellijk. "Jullie bewaken de dode!" roept de winnaar. Zelf bestijgt hij zijn paard en galloppeert met wapperende manen weg van de plek waar hij overwon. De dode ziet zijn kans schoon en muist ervan onder. Hij verschalkt zijn bewakers en loopt weg. "Hé, jij kan helemaal niet weglopen, jij bent dood!" Op kousenvoeten komt de dode terug en gaat opnieuw liggen. Dan anderen snijden zijn keel over. "Zo, nu ben je écht dood." Ze nemen hun paard bij de teugels en maken zich uit de voeten. Op het slagveld ligt één dood lichaam, de benen gespreid, de armen wijd open.

vrijdag, augustus 20, 2004

Zomernacht
Doe nu eens even die gedachten dicht van je.
Denk nu eens liever niet na over morgen.
Kijk niet steeds weer die bosrand van gisteren
na, bramenplukker die je bent zoals vroeger
maar nu. Maak even geen onderscheid tussen
een wie en hoezo en de kans op anders.
Doe in je hoofd uit die lamp, hoor wat er is,
ademt en ritselt, kwaakt in de kikkers.
Leef met je lichaam van nachtwind en koelt.
Geeuw een gat in het hart en proef het
zo rood als sap van bramen. Wees langzaam
door vogels gezongen het wordende licht.

Cor Jellema

donderdag, augustus 19, 2004

Hond
Gisteren heb ik geoefend. Als een echte hondeneigenaar maakte ik een ommetje samen met Boemer (ja, die uit Polen). Ik zorgde ervoor dat de lijn niet te strak zat als dat niet hoefde, ik liet haar even snuffelen maar niet te lang, ik keek er op toe dat ze op het voetpad bleef en niet op straat ging lopen. Dat kent ze immers allemaal niet, voetpaden, straten, vrachtwagens. Boemer is een hond van zandwegeltjes, dennenbossen en akkers vol ruisend graan. Samen tastten we onze grenzen af en ontdekten de wereld. Af en toe keek ze naar me op. Was ik er nog? Ja, ik was er nog. Zelf testte ik mijn stem. Als ik 'voet' zei, kwam ze dan vlak naast me lopen? Dat deed ze. Ik groette andere hondeneigenaars zelfverzekerd en hoopte dat die mijn onwennigheid niet zouden opmerken.
Maar ik denk dat ik er klaar voor ben, voor mijn babysit-avond. Morgen slaap ik immers bij de hond.

woensdag, augustus 18, 2004

Grap
Mijn vader vertelde een grap. Eigenlijk was het geen grap, eigenlijk was het een waargebeurd verhaaltje. Maar hij vond het zo grappig, dat hij het amper verteld kreeg. In het begin ging het nog wel, ik kon volgen, wist waarover hij het had.
Zes mannen gingen regelmatig vissen, met een echte boot op de echte zee. Toen één van de mannen op een dag niet kon, ging er een andere man mee.
Ik knikte. Mijn vader lachte. Ik bespeurde nog niets grappigs in het verhaal.
Die nieuwe man, die werd heel erg zeeziek. Hij moest overgeven, deed dat over de reling en spuwde zijn vals gebit in de zee. Gebit weg.
"Oh nee," zei ik. Mijn vader schudde van het lachen. Mijn moeder vroeg of zij verder moest vertellen. "Neenee, het gaat wel," hikte mijn vader.
De andere mannen wilde een grap uithalen met de zieke jongen zonder gebit. Eén van de andere mannen, die ook een vals gebit had, haalde het uit zijn mond.
Het lukte mijn vader niet meer. Tranen liepen over zijn wangen, met lange uithalen lachte hij om de grap die hij nog niet helemaal verteld had. Ik kon al raden hoe het verhaal verder ging. Ze bonden het gebit aan een hengel, wierpen het in de zee en haalden het op.
Mijn moeder ging verder. De mannen bonden het gebit aan een hengel, wierpen het in zee, riepen de onfortuinlijke man erbij en haalden, als bij wonder, een gebit op.
Ik lachte een beetje, dat had ik zelf ook kunnen bedenken. Mijn vader slaagde erin om tussen twee lachstuipen door, af en toe een woord te zeggen. "Maar wacht, het is nog niet gedaan."
De man was blij met het gebit, maakte het los van de hengel en stak het in zijn mond. Toen hij merkte dat het niet paste, wierp hij het met een grote zwaai overboord. Resultaat: twee mannen zonder gebit.
Ik lachte. Mijn vader gierde. Hij kon niets meer zeggen, tranen zochten zich in snel tempo een weg naar beneden. Hij is geen goede grappenverteller.

maandag, augustus 16, 2004

Moed
Ze vertelde over haar reis naar Mexico. Ze zou er enkele maanden blijven, maar wat ze juist ging doen, dat wist ze nog niet. "Vrijwilligerswerk ofzo, ik zie wel. Dat hoeft niet allemaal op voorhand vast te liggen. Maar nieuwjaar vier ik samen met L. Zij heeft me uitgenodigd." Eén ijkpunt in haar toekomst. Verder ligt alles open. Enkele maanden geleden deed ze het nog met minder. Ze gaf haar baan op, zonder perspectief op een andere baan. De job maakte haar immers ongelukkig. Het kwam goed, ze vond snel een nieuwe, betere baan. En nu vertrekt ze, en laat ze vele zekerheden achter.
Ze vroeg of ik op reis was geweest.
"Ja, een weekje naar Polen."
"Hoe ben je daar geraakt?"
"Met de auto, en ik heb gereden."
"Het hele eind?"
"Het hele eind."
"Dat zou ik nooit durven, dat vind ik heel moedig van je."
Ik vind mezelf maar zelden moedig, niet zoals zij moedig is.

vrijdag, augustus 13, 2004

Toch vreemd

Gazet van Antwerpen 13/8/2004, p. 13
"Kabinet Leterme bemenst"

Van Dale, deel 1
"bemensen (overg.; bemenste, h. bemenst), (politiek correct voor) bemannen (2).

Zwemmen
Zwemmen is oorlog. Van baantje één tot baantje zestig vecht je om een plaatsje in het zwembad. Je deelt boze blikken uit en af en toe een flinke stomp. Als er plaats is, dan vecht je om een volledig baantje, zodat je ongestoord heen en weer kan zwemmen. Hoe leger het zwembad, hoe meer ruimte je als de jouwe beschouwt en hoe meer plaats er is waarvoor jij bereid bent te vechten. Als je maar met drie bent in het zwembad, waarom komt die ene dan in het baantje naast het jouwe zwemmen? Waarom kan hij geen baan opschuiven, zodat jij minder golven hebt? Zwemmen is oorlog, altijd.
Gisteren was zwemmen welgeteld drie baantjes vrede. Ik was eerst in het zwembad. Zachtjes rimpelde ik het water, doorkliefde een spiegelglad oppervlak. Zwemmen was heerlijk.

Straat
Er lag iets op straat. Ik zag het meteen toen ik de hoek om draaide. Het leken wel losse papieren, die af en toe opwaaiden, en dan weer naar beneden vielen. Ze lagen net voor mijn voordeur, in het midden van de straat. Behoedzaam reed ik er naar toe. Het moest een dikke stapel papieren zijn. Her en der verspreid zag ik nu stukjes dons. Het waren helemaal geen papieren, het was een duif. Op haar rug, met de ogen rood open lag ze op straat. Aangereden of aangevallen door een kat, dat kon ik zo niet uitmaken. Met een grote boog reed ik er omheen. De vleugels klapperden niet langer als opwaaidende papieren. De doodsstrijd was voorbij. Snel laadde ik mijn boodschappen uit en ging naar binnen. De duif moest daar weg, maar ik had de moed niet om het te doen. Ik had trouwens geen idee waar ik ermee moest blijven. In stilte hoopte ik dat mijn buurman er wel raad mee wist.
Net voor ik ging slapen keek ik nog even uit het raam. De duif was weg, zelfs de stukjes dons waren verdwenen.

woensdag, augustus 11, 2004

Terrasje
"Dat is dan..." Zijn lippen bewogen onhoorbaar, een diepe frons verscheen op zijn voorhoofd. "Vier euro vijfentwintig."
Ik gaf hem een briefje van 20. De jongen ging naar binnen om wisselgeld te halen. We hadden er geen idee van of het getal dat hij noemde ook maar in de buurt kwam van wat we hadden gedronken. Twee fruitsap en één Agrum, allemaal aan één euro veertig cent. Dat is vier euro twintig, rekenden we snel. Een klein foutje, niets om je zorgen over te maken. Zand erover, dacht ik.
De jongen verscheen opnieuw. "Sorry, ik vergiste me." Ah, hij heeft zijn fout zelf ontdekt, mooi, dacht ik. "Het was vier euro veertig." Hij gaf me mijn wisselgeld en verdween onmiddellijk. Bijna had ik niet gehoord dat hij zich weer vergiste. We lieten het zo, namen onze spullen en vertrokken.

Tafel
Aan het tafeltje achter ons zaten een man en een vrouw. Ze dronken een biertje, ze praatten zachtjes. Wij dronken ons drankje, we praatten zachtjes.
Plots rinkelde er een gsm. De vrouw nam op en begon onmiddellijk te schreeuwen. "Ik ben meubels gaan bestellen bij de Leenbakker en bij Domo." "Ik heb de bus pas om zes een half kunnen nemen." Het volume ging nog een wat omhoog. "Nee, ik kon je niet bellen, je hebt toch geen gsm meer." Haartafelgenoot maande haar aan niet zo te roepen, tevergeefs. "Ja, Gino is hier, hij kwam nog wat spullen ophalen." "Ja, ik ben meubels gaan bestellen." Elke zin herhaalde ze drie keer. Toen ze eindelijk had opgehangen zei ze verontwaardigd: "Die wilde me niet geloven." "Daarom hoef je nog niet zo te krijsen, riposteerde hij. Ze zweeg.
Ik mijmerde over stukgelopen relaties, driehoeksverhoudingen en controlerende familieleden. Het werd stil aan onze tafel. Mijn gesprekspartner kromp zichtbaar twee centimeter. Zoveel verbaal geweld, zelfs alleen in volume, daar had ze het moeilijk mee. Mijn andere tafelgenote praatte alle ongemak weg. "Oh, Domo, daar komt mijn bank ook vandaan."

dinsdag, augustus 10, 2004

Hoeft niet:
- snijbonen
- een spiegel voor een toilet, ik hoef mezelf niet te zien wanneer ik op de pot zit
- 35 graden wanneer ik een hele namiddag video's moet kijken
- slagroom op een toetje

maandag, augustus 09, 2004

Wachten
We wachtten al een half uur. We waren te vroeg. Mijn zus bleef gespannen naar de deuren kijken. Ik liep heen en weer, tussen de televisieschermen en mijn zus. "Verwacht 16u. 28" las ik. Nog enkele minuten. We keken naar de mensen die al door de deuren kwamen: mannen met cowboyhoeden op, ontelbare kinderen op een troon van koffers. Soms angstig, soms trots. Rechts van ons stond een meisje gevaarlijk met een boeket bloemen te zwaaien. De vader wilde de bloemen overnemen, zodat er misschien nog één stengel niet geknakt zou zijn wanneer zijn vrouw en haar moeder door de deuren zou stappen. Het meisje was het er niet mee eens: "Ik geef ze alleen aan mama, niet aan jou."
Ik liep nog eens naar de schermen. "Geland" stond er. De deuren bleven gesloten. Links van ons stond een jongen in deftig pak. Hij hield een bordje omhoog en keek gespannen voor zich uit. "Schluppenburger" stond er. Of daar leek het toch op. Hij hoorde helemaal niet in pak te zitten, hij hoorde een jeans te dragen. Eén keer glimlachte hij. Een klein Turks meisje greep zijn been vast en legde haar hoofdje er tegen aan. Haar moeder riep haar snel terug. Hij zette zijn ernstig gezicht weer op.
"Ontscheept." Uit de deuren kwamen alleen maar koffers. Die hadden we niet nodig. Karretjes met bagage konden ons gestolen worden. We wilden rugzakken. De deur opende zich opnieuw, een meisje van tien kwam thuis. Een man, die haar vader zou kunnen zijn, stapte op haar af. Ze omhelsden elkaar langdurig. Discreet kwam er een hostess bij staan. Ze vroeg een identiteitsbewijs aan de man. Het meisje en de man gingen samen naar de security. Een tijdje later stapten ze hand in hand het gebouw uit. Hij probeerde haar niet te onvoeren.
"De bagage is aangekomen," deelde ik mijn zus mee, "nu kan ze er elk moment zijn." We zagen koffers, zonverbrande gezinnen en de Turkse oma van het meisje aan het jongensbeen door de deuren komen. Maar toen was ze er eindelijk. Ons zusje. Bruin en bijna blond.

woensdag, augustus 04, 2004

Lijstjes
Vier boodschappenlijsje plukte ik weg van de houdertjes op de winkelkarren. Vier willekeurige lijstjes, van vier willekeurige mensen.

1. Roze papiertje
- koffie
- melk
- WC-papier - keukenrol
- mayonaise
- tomaten
- appel - appelsien
- kiwi (N. Zl.)
- nectarinne
- eieren

2. wit papiertje
- Cif (badkamer)
- rappe pasta
- lichtbruine suiker
- rietsuiker
- witte suiker
- vuilzakken

3. geel papiertje
- vloeibaar wasmiddel
- schuursponsjes
- gezichtsreep
- vis 300 gr.
- fruit
- scheermesjes gilet sensor exell 2

4. Rodenbach-bierviltje
- kaarsjes
- rietjes
- sangria-fruit
- citroenen
- chips
- koekjes
- afwasprod.
- sla
- tomat
- kker
- groen
- vuilzakken

dinsdag, augustus 03, 2004

Sleutel
Voor ik met vakantie vertrok, was de slotenmaker in het gebouw. Er was ingebroken, dus er moest een nieuw slot komen. Met een grote sleutelbos trok de slotenmaker van deur tot deur. Hij testte de sloten, haalde de oude sloten er uit en plaatste er nieuwe in. De beheerder van het gebouw had hem een grote sleutelbos gegeven, met sloten van alle deuren. Want alle deuren moesten een nieuwe sleutel krijgen. Of toch bijna. We hoorden hem rommelen en rammelen met de sleutelbos.
Na een tijdje kwam hij onze bureau binnen gestapt. "Weten jullie met welke sleutel ik de deur aan het eind van de gang kan open maken?" Dat wisten wij niet, daar kwamen we nooit. Geen enkele sleutel van zijn enorme sleutelbos paste op het slot van die deur. We belden de beheerder van het gebouw. Hij wist het ook niet. Hij was er nog nooit geweest. De slotenmaker haalde zijn schouders op en ging verder met zijn werk.
Maar sindsdien denk ik af en toe aan het geheimzinnige slot, de geheimzinnige deur en de geheimzinnige kamer achter de geheimzinnige deur. Wat zou er daar zijn? Welke schatten zouden daar verborgen liggen? Dat er schatten liggen, dat lijkt me wel zeker. In het depot van een museum kan dat haast niet anders… Maar welke schatten zouden het zijn?

maandag, augustus 02, 2004

Polen - losse flodder (3)
Ik ben geen hondenmens, en zal het ook nooit zijn. Polen heeft me dat nog maar eens duidelijk gemaakt. Voortdurend vier ontstuimige, warme lijven om me heen, het viel me af en toe zwaar. Zipper en Dombo, twee tienerzussen, hadden energie voor vier en vergden aandacht voor vijf. Nero, een pup van acht weken, was soms aandoenlijk grappig in zijn onhandigheid. Maar dat hij me voortdurend voor de voeten liep en dat zijn lievelingskostje bestond uit ‘bibliotheekboek’ – één exemplaar verorberde hij bijna volledig – daar had ik het toch moeilijk mee. Boemer, moeder van dit drietal, was overdag de braafste en liefste hond. Maar ’s nachts was zij degene die me urenlang uit mijn slaap hield. Zij had het idee opgevat de herten uit de buurt van de boerderij te houden. Ik telde haar blaffen. Een-twee drie, een-twee drie, een-twee. Wafwafwaf, wafwafwaf, wafwaf. Steeds opnieuw.
Na drie dagen ontdekten we drie kleine poesjes in een hoekje van de boerderij. Stilletjes speelden ze met elkaar. Zonder geblaf, zonder vernielingen, zonder voortdurend onze aandacht te vragen. Voorzichtig nam ik het mooiste exemplaar op en streelde het zachtjes. We zaten stilletjes op een bankje in de zon. Met één vinger aaide ik haar kopje en het lijfje. Langzaam ontspande ze zich. Ik streelde tot ze spinde. Wat een verademing, een poes.

Polen – losse flodder (2)
Voetje voor voetje gingen we het meer in. Het was koud, en toch ook weer niet. Mijn buik was het moeilijkst. Dapper maakte ik mijn voeten los van de bodem en zwom weg van de stijger. Verkrampte bewegingen, maar wel steeds warmer. Om me heen joelden mensen, al lang gewoon aan het water. Ze plensden, speelden met ballen, lieten zich drijven en doken van de stijger het water in. Het was druk in het water en in mijn lijf.
Snel zwom ik weg van de kant, dieper het meer in. "Naar waar gaan we?" vroeg mijn gezelschap. "Heen en terug", antwoordde ik. "Je bent gek", zei ze. De overkant van het meer was amper te zien.
We zwommen verder, armen kliefden door het water. Het werd rustig om ons heen. Voor ons zwarte water, met af en toe een rimpeling. Alleen op de wereld. Langzaam wendden mijn buik en benen aan het water. Het werd rustig in mijn lijf.

Polen – losse flodder
Een paar keer doe ik mijn ogen dicht, durf ik niet kijken. Ik rij over de stippellijn rechts van me, naar de kant van de weg. Auto’s steken me aan hoge snelheid voorbij. Auto’s aan de overkant doen hetzelfde. Vrachtwagens ook. Zoef… 120 op een weg die géén vier rijstroken telt. Twee, en een veredelde pechstrook aan beide kanten. Je wordt verondersteld daar te rijden als achterliggers je willen voorbij steken. En dat willen ze altijd.
Pas wanneer we het zandweggetje naar de boerderij inslagen haal ik terug adem. Stof waait op, we worden helemaal door elkaar geschud, maar eindelijk is rust vlakbij.