TwweeT en de kleine dingen

maandag, januari 30, 2006

Overdreven
Twee keer in een week tijd, van twee verschillende mensen. Twee keer vond ik een mailtje in mijn inbox dat barstte van de uitroeptekens. Elke zin was een uitroep. Soms telde ik wel twee of drie uitroeptekens na een zin. Geen zachte, murmelende, lieve zinnen. Altijd schreeuwerig.
Ik heb er een hekel aan. Het kost me erg veel moeite de mailtjes tot het einde te lezen. Het klinkt veel te luid in mijn hoofd. Bijna gooi ik ze ongelezen weg.
Mensen moeten hun leestekens bewaren voor momenten die vragen om een twijfelende komma, een punt dat je toestaat even naar adem te happen, een vraagteken dat onduidelijkheid wil oplossen. Op uitroeptekens moet je extra zuinig zijn. Die zijn er enkel voor verrassende of heel erg leuke dingen. En niet meer dan eentje per mail.

woensdag, januari 25, 2006

Echt
We hadden het over de sneeuw en over de drukke tijden. Zijn vrouw had buikgriep, de timing was niet echt ideaal. Ik antwoordde dat ik er ook last had van gehad, vorig weekend.
Opeens hield hij een sleutel voor mijn neus. Zo tussen de afstand tot het werk en de belevenissen van het zoontje in.
Even was ik verbaasd. Even was ik vergeten dat het dit kleinood was waarnaar ik zo lang had uitgekeken. Mijn hand maakte zich langzaam los uit mijn schoot en bleef even in de lucht hangen.
Maar ik heb de sleutel, mijn huisje is van mij.

dinsdag, januari 24, 2006

Vandaag
gespot: paaseitjes (véél)

zondag, januari 22, 2006

Stokje
Kruimel wierp me een stokje toe. Ik ving het op en deed er het mijne mee...

Vier baantjes die je in je leven hebt gehad:
- groenten snijden - inclusief ui en hele harde pompoen - en verpakken (een week lang)
- alle voetbalclubs in België opbellen en vragen of ze alsjeblief Danone willen promoten (twee weken lang)
- spaghetti maken, opwarmen en opdienen in een duister café
- redacteur

Vier films die je niet vaak genoeg kunt zien:
- Todo sobre mi madre
- Amélie
- American Beauty
- Eternal Sunshine of the spotless Mind

Vier plaatsen waar je gewoond hebt:
- Sint-Katelijne-Waver
- Brussel
- Leuven
- Mechelen

Vier televisieprogramma's waar je graag naar kijkt:
- Nieuws
- Silent Witness
- Debbie Travis
- pfff... te moeilijk

Vier plaatsen waar je op vakantie ging:
- Marokko
- Polen
- Portugal
- Avignon

Vier websites die je dagelijks bezoekt:
- www.standaard.be
- weblogs, veel
- www.google.be
- www.gmail.com

Vier dingen die je graag eet:
- Scampi
- 's Winters: gestoofd(e) witloof, venkel, spruitjes,...
- 's Zomers: alle rauwe groenten en veel fruit
- nog veel meer...

Vier plaatsen waar je liever bent dan nu:
- in mijn nieuwe huisje (nog drie nachtjes slapen)
- bij mijn vriend
- in mijn bed (zodadelijk)
- onder een dekentje op de bank (ben een beetje ziekjes)

En nu gooi ik het stokje heel hoog in de lucht. Wie het vangen wil, doe maar...

vrijdag, januari 20, 2006

Fietsen
Voorzichtig laveer ik tussen de voetgangers door. Er is wel een fietspad, maar het is amper zichtbaar. Enkele blinkende bollen tonen me de weg. Ik merk dat enkele meisjes mij niet hebben gezien en roekeloos het fietspad oversteken. Om hen te waarschuwen, bel ik.
Kwaad draait een van de meisjes haar hoofd om.
"Het is hier geen straat hoor", snauwt ze me toe.
"Nee, maar wel een fietspad", repliceer ik.
"Ja, maar niet voor u", antwoordt ze.
Ik kijk niet achterom, maar heb het wel gehoord. Behoedzaam vervolg ik mijn weg tussen de rijen bollen. Op het fietspad, maar vooral tussen de voetgangers.

dinsdag, januari 17, 2006

Leerproces
Plots kon ik het niet meer. Ik was vergeten hoe het moest. Uren na elkaar probeerde ik, maar het lukte niet.
Ik ademde diep in en uit. Ik zocht het warmste plekje in mijn hele bed. Ik probeerde aan leuke dingen te denken. Ik probeerde zelfs helemaal niet te denken. Ik deed het raam open en weer toe. Ik klemde mijn ogen stijf op elkaar. Ik luisterde naar het nieuws. Ik dacht aan een vlot op een eindeloos meer.
Het hielp niet. Ik hoorde mijn hart tekeer gaan. Ik bleef wakker én moe. Ik was vergeten hoe dat ook weer ging, in slaap vallen.

maandag, januari 16, 2006

Kaarsje
Net voor ze de deur uit stapte, blies ze het theelichtje op de kast uit. Het vlammetje doofde, grijze rook kringelde zachtjes omhoog. Ze snoof de geur op en glimlachte. “Die geur herinnert me steeds aan verjaardagen.” Nog een keer ademde ze diep in, daarna verliet ze mijn appartement.

zaterdag, januari 14, 2006

Huis
Hij was door mijn nieuwe straat gereden. En had een blik geworpen op de daken. Hij liet me weten dat de daken van de huizen wel meevielen.
Wat een opluchting.

Vis
Vis uit een echte viswinkel. Dat wilde ik. Geen voorverpakt supermarkt-gedoe, neen, echte vis uit een echte viswinkel. Dus ging ik naar de Vismarkt, want daar zijn de echte viswinkels. Achter de toog stond een oude man. Hij mankte erg, zag ik terwijl hij de klant voor me bediende. Hij kreunde terwijl hij mijn vis schoonmaakte. Met een zucht overhandigde hij me mijn bestelling.
"Heb je al een klantenkaart?" vroeg hij.
Die had ik nog niet.
Hij overhandigde me een wit papiertje waarop hij mijn aankoop had genoteerd.
'Dagelijks verse aanvoer zelfs de zaterdag, daarom enig in onze stiel', las ik.
En: 'Mosselen NOOIT in water bewaren!!!'
Op de achterkant stond: 'Wist je: Dat de door Fransen gehate visserij met zware kettingen veel vis beschadigd, bijzonder tong en schol (pladijs). Een onzichtbaar inwendig klein bloedplekje is steeds mogelijk. Werp hiervoor nooit de ganse vis weg!'
Kop noch staart kon ik eraan vastknopen.

vrijdag, januari 13, 2006

Rozen
In mijn dorp was een huis waarop in grote letters de naam van de eigenaar prijkte. Over de hele breedte van het huis, je kon er niet naast kijken. Het was een groot, statig huis. Maar vooral de tuin viel op. Oude, vreemde bomen en exotische heesters wisselden elkaar af. En iets verder van het huis vandaan bloeiden volop rozen, in alle kleuren en maten. Het waren geen mooie perkjes, de rozen stonden kriskras door elkaar.
Eigenlijk was het helemaal geen tuin, het huis hoorde toe aan een rozenkweker. Af en toe, als er een feest was of als mijn ouders ergens werden uitgenodigd, kochten we rozen bij het grote huis. Dan parkeerden we de auto achter het huis, en stapten een klein kamertje binnen. Het was geen winkel, verre van. Het was een donker, vochtig hok met in het midden een grote tafel vol groen. Bladeren en stengels en hier en daar een roos. Ik herinner me vaag een oude man – maar misschien was hij nog helemaal niet oud. Mijn moeder vertelde wat ze wilde, hij sneed de rozen en bond ze samen. Zonder veel woorden.
Pas later begreep ik dat de man geen ordinaire rozenverkoper was. Hij was een befaamde rozenveredelaar. Verkopen, dat was voor hem van ondergeschikt belang. Hij zocht naar de ideale roos en werd er beroemd mee ook.
Ondertussen is hij er niet meer. De kwekerij werd verkocht, zijn naam op de gevel overschilderd. Maar op het dorpsplein, in parken en tuinen bloeien zijn rozen nog steeds.

woensdag, januari 11, 2006

Slaapdorp
Hier en daar liggen nog plukken sneeuw. Aan de rand van het water en op de oprit van het grote huis, in de schaduw. Op de stoep en op straat slingeren tientallen rode papiertjes en houten stokjes. Souvenirs van de oudejaarsnacht.
Het is stil in het dorp. Iedereen is opnieuw aan het werk, de school nog gesloten. Een slaapdorp aan de snelweg, verlaten tussen het groen. En toch is het dorp moeilijk te verlaten en moeilijk te betreden. Af en toe varen er boten, soms raast er een vrachtwagen door de dorpskern. En in de verte hoor je soms een trein voorbij snellen. Maar wie geen vier wielen ter beschikking heeft en het dorp uit wil, heeft geen keuze. Drie minuten heeft hij. Eentje net voor negen uur, eentje net voor twaalf uur en eentje diep in de namiddag. Drie minuten per dag heb je om zwaaiend langs de weg te staan. Als je gelukt hebt, word je meegenomen door het buurtbusje. Dat brengt je naar het dichtstbijzijnde stadje. En zo kun je het dorp toch uitsluipen. Niet met de auto, niet met de trein en niet met de lijnbus. Het zijn vrijwilligers die je uit het dorp ontvoeren. Driemaal per dag. En daar kun je hen enkel dankbaar voor zijn. Af en toe toch.

Hokjes
Ik heb vriendinnen waarmee ik sms, vrienden waarmee ik bel. Anderen mail ik regelmatig of spreek ik geregeld op msn. En enkelen zie ik minstens een keer per week. Al hou ik niet van hokjes, toch kan ik mijn vrienden allemaal in een hokje plaatsen. En tot mijn eigen verbazing, voelt het niet goed wanneer de grenzen worden doorbroken. Onwennig, onzeker, al ken ik mijn vrienden nog zo goed.
M. zie ik minstens tweemaal per week. We mailen nooit en spreken elkaar nooit op msn. Voor M. betekent de computer werk, die zet ze niet voor haar plezier aan. Ook bellen doen we amper. Een sms om een afspraak te bevestigen of eentje om te melden dat ik wat later zal zijn. Dat is alles. Verder spreken we elkaar alleen maar live.
Maar deze week moest er gebeld worden. We zagen elkaar voor het laatst bijna vier weken geleden, net voor de feestdagen en zij met vakantie vertrok. We hadden toen al een dag afgesproken voor deze week. Maar als er zoveel tijd tussen zit, voelt het een beetje onwennig. Het was toch donderdag? En we hadden toch bij haar thuis afgesproken? Twijfel. Snel opgelost met een belletje natuurlijk, maar dat blijkt een grote stap te zijn. Het hoort gewoon niet, M. bellen.

vrijdag, januari 06, 2006

Stil
Voortdurend is er lawaai in zijn hoofd. Het gonst en bonkt, het klatert en tatert. Allemaal ideeën, gedachten, mijmeringen. Ze kunnen er niet uit. Ze blijven in zijn hoofd. Ze botsen tegen elkaar op of belanden in een vergeethoekje. Maar verdwijnen, doen ze maar zelden.
Hij kan ze er niet zomaar uitgooien, daarvoor heeft hij de middelen niet. Zijn stem is verdwenen, zijn handen liggen roerloos op de stoel. Af en toe slaagt hij erin enkele woorden te laten ontsnappen. Zorgvuldig kiest hij ze. Welke zijn het mooist? Welke drummen het meest? Maar vooral: welke zijn het nuttigst?
Hij wikt en weegt.
En dan gaat hij aan de slag. Letter per letter, knipoog per knipoog. Hij zegt, zij vertaalt. Zij geeft elke knipoog een naam, vormt letters en daarna woorden. Langzaam ontsnappen er ideeën, gedachten, vragen, ongenoegen en genoegen. Maar in zijn hoofd wordt het niet rustig. Dat kan niet. Daarvoor is de opening te klein.
Naar aanleiding van, maar niet gebaseerd op 'M'n ogen zeggen alles'.

Wachten (2)
Ik maak plannen. Ik bedenk kleurpatronen, inrichtingen en gordijnsystemen. Ik pieker me suf over kasten, verven en stoffen. Ik regel verzekeringen, leningen en opzegperiodes. Ik breng bezoekjes aan winkels, maar koop niets. Dat is voor later. Plannen, ideeën, gedachten in mijn hoofd. Al drie maanden lang. Het blijft wachten.

Wachten (1)
Het is koud op het perron, maar ik vind het niet de moeite mijn handschoenen aan te trekken. De trein zal er immers over drie minuten al zijn.
Maar de trein komt niet. We turen in de verte, op zoek naar lichtjes die de komst van onze trein aankondigden. We ontdekken enkel lichtjes op weg naar andere perrons. Die werden ook duidelijk aangekondigd.
“Spoor tien. De trein naar Oudenaarde rijdt over enkele ogenblikken het station binnen.”
“Spoor twaalf. De trein naar Gent en Oostende met vertraging rijdt het station binnen.”
“Spoor acht. De trein naar Ath heeft een vertraging van vijf minuten.”
“Spoor negen opgelet. Spoorwijziging. De trein naar Charleroi zal vertrekken op spoor elf in de plaats van spoor tien. Zelfde perron.”
Onze trein is al ruim vijf minuten te laat. Geen lichtjes in de verte, geen nieuws van de omroeper. Het wordt steeds kouder. Ik voel hoe de kou onder mijn jas kruipt. Ik weet dat ik te laat zal komen op mijn afspraak. Geen trein in aantocht.
Snel bel ik naar de man waarmee ik heb afgesproken en vertel hem dat het iets later zou worden. “Geen probleem.”
“Spoor vijf. De trein naar Brussel-Zuid rijdt het station binnen.”
“Spoor veertien. De Brussels Airport Expres rijdt over enkele ogenblikken het station binnen.”
Over spoor zes geen woord. Over de trein naar Antwerpen geen woord. We stampvoeten een beetje. Het helpt niet. Ik trek mijn handschoenen aan. Het helpt ook niet. Het is koud.
Gespannen turen we in de verte. Op zoek naar lichtjes. En ja, er zijn lichtjes. Eindelijk. Maar de trein zoeft ons voorbij.
“Spoor vier. De trein naar Leuven heeft een vertraging van vijf minuten.”
“Spoor twaalf. De trein naar Kortrijk komt aan op spoor twaalf.”
Bijna een kwartier te laat al. En geen nieuws. Ik stop mijn handen in de zakken van mijn jas. Het helpt niet. Maar er zijn lichtjes, eindelijk. Langzaam komen ze dichterbij.
“Spoor zes. De trein richting Antwerpen heeft een vertraging van tien minuten.”
Eindelijk nieuws. Maar dit wisten we zelf ook al.
“Spoor zes. De trein richting Antwerpen komt aan spoor zes.”
Ondertussen drukken we op de knop en gaat de deur voor ons open.
Een warme, vochtige lucht overvalt ons.