TwweeT en de kleine dingen

woensdag, mei 28, 2003

Eter
"Twee kleine spaghetti’s graag, " vroeg de man. "Eén grote vind ik net niet genoeg. Ik heb veel honger vandaag." De vrouw achter de toog lachte uit beleefdheid en nam twee kleine spaghetti's.
"Ik ben een grote eter hé."
De vrouw lachte nog eens, niet echt van harte.
Terwijl ze saus op de pasta schepte, gaf de man haar aanwijzingen. “Kaas moet ik niet hebben, maar wel veel saus: twee grote lepels: één voor de honger en één voor de goesting.” De vrouw deed wat haar gevraagd werd.
Ik zag ze denken: “Jij bent geen grote eter, jij bent gewoon gulzig.”

dinsdag, mei 27, 2003

Luxe
Vandaag is de grote dag. Maanden hebben ze er naartoe geleefd, mijn collega’s. (Dat geldt in veel mindere mate ook voor mij, ik noem mezelf geen verslaafde.) De nieuwe koffiemachine is eindelijk gearriveerd. Een volledig jaar verstreek sinds de operatie werd ingezet: maanden met een koffiemachine die het meer niet dan wel deed – de horror – maanden van discussiëren, maanden van proefdrinken en beslissen. En nu is de kogel door de kerk en staat de spiksplinternieuwe koffiemachine-de-luxe er. Weliswaar van een erg fout merk – bittere koffie, maar lekker dat mag ook gezegd.
Tientallen soorten, kleuren en smaken heeft de machine te bieden. Ik ging voor de Wiener-mélange, al werd me niet zoveel keuze gelaten. “Neem een Wiener-mélange, die hebben we nog niet geproefd.” Braaf gehoorzaamde ik. Maar toen mijn kopje gevuld was, wilde er niemand proeven. Ik vond het best wel lekker. Koffie met een vleugje chocomelk. Straks neem ik een choco-de-luxe, of wordt het toch een cappuccino? Ik weet het nog niet.

maandag, mei 26, 2003

Ontdekking (2)
- De boerenjasmijn staat in bloei.
- Ook Marokkaanse jongetjes hebben het over "ons moeke", zonder ironisch te zijn.
- Er staat een héle mooie eik in het park, helemaal verscholen.
- Mensen die de fit-o-meter doen, zien er niet uit.

Ontdekking
Geruisloos sloop ze door het huis. Ze had gemerkt dat er zich “vreemde elementen” in het vertrouwde huis bevonden. Dat vroeg om een onderzoek. Ze verstopte zich onder de kast, in de buurt van de vreemde elementen. Langzaam kwam ze dichterbij. Pootje voor pootje. Haar oren gespitst, haar staart in de lucht. Behoedzaam sprong ze op het kleine stoeltje. Zo kwam ze nog dichter bij de vreemde elementen. Haar neus ging de lucht in. Dat vreemde voorwerp op het kleine tafeltje, daar moesten de vreemde elementen zich bevinden. Ze snuffelde aan de plastic sluiting. Nu zag ze de vreemde elementen ook. Twee paar gitzwarte kraaloogjes staarden haar gebiologeerd aan. De vreemde elementen bleven muisstil zitten waar ze zaten. Zij ook, ze was niet tot enige actie in staat. Haar neus raakte bijna dat van één van de vreemde elementen. Alleen de kooi scheidde hen nog van elkaar. Poes ontdekt hamsters.

Bewonen
Eindelijk zat ik. Ik had de ramen gelapt, gestofzuigd, wasjes gedraaid, mijn bed van schone lakens voorzien, alle muren, hoeken en gaatjes ontdaan van spinnenwebben, de douche en toilet proper gemaakt en gedweild. Langzaam at ik mijn boterham en dronk mijn kop thee. Ik genoot. Tevreden keek ik door mijn vensters naar de frisse plantjes op het terras, niet gehinderd door het minste vuiltje. Tot ik hem ontwaarde. In het niets tussen de stoel en de mini-palm op de vensterbank kroop een spinnetje traag van links naar rechts. Hij maakte mijn huisje ook voor hem weer be”woon”baar. Zo snel gaat dat.

donderdag, mei 22, 2003

Herinnering
Een beetje lacherig stapten we de bedompte ruimte binnen. We wisten helemaal niet wat ons te wachten stond. Betalen, dat bleek meteen. We onderhandelden over de prijs, zoals we dat overal deden. De vrouw vroeg ons al onze spullen af te geven. We keken elkaar aan, niet zeker of we het wel konden vertrouwen. Maar eigenlijk hadden we geen keuze, dat beseften we wel.
We trokken onze schoenen uit en namen een handdoek en zeep uit onze rugzak. Daarna stopte de vrouw de rugzakken goed weg. Ze overhandigde ieder van ons een kleine en een grote emmer. Dat begrepen we niet helemaal, maar we namen hem aan.
Langzaam liepen we naar de volgende kamer. Er stonden houten bankjes tegen de wanden. Het was er vochtig en donker. Er hing een vreemde sfeer. Twee peertjes aan het plafond moesten de grote ruimte verlichten, terwijl buiten de zon volop scheen. Van op een bankje keken enkele vrouwen ons nieuwsgierig aan. Ze waren halfnaakt. Een meisje borstelde de lange, donkere haren van een vrouw die haar moeder, of haar tante kon zijn. Het was een mooi meisje. Een bruine egale tint. Haar lange haren kleefden op haar rug, ze waren nog nat. Ze had de juiste rondingen op de juiste plaatsen. Haar borstjes keken trots de wereld in.
Moeder en dochter kwebbelden er lustig op los. We wendden ons van hen af en trokken onze kleren uit. Alleen de slip van onze bikini, die hielden we aan. Dat hoorde zo. Gewapend met zeep, shampoo en emmers trokken we de volgende kamer binnen. Het was er warm, de warme, vochtige lucht maakte het je moeilijk om te ademen. De vrouwenstemmen weerkaatsten tegen de muren. Overal zaten of stonden vrouwen. Jonge vrouwen, oude vrouwen, dikke vrouwen, magere vrouwen, mooie vrouwen, lelijke vrouwen. In een hoek zat een vrouw met een baby’tje van enkele maanden.
We zochten ons een kraantje uit en vulden onze emmers met warm water. Overal waren er kraantjes, telkens twee boven elkaar. Bovenaan warm water – zeg maar heet – onderaan koud. We zeepten ons in en wasten onze haren. Met de kleine emmer schepten we water uit de grote emmer en lieten het in beekjes over onze lijven stromen. Het stof en zweet van de voorbije dagen spoelden weg.
Toen de eerste wasbeurt achter de rug was, keken we beter om ons heen. Hier werd meer gedaan dan alleen gewassen. Achteraan knipte een vrouw haar nagels, aan de overkant schoor een meisje haar benen. Ergens anders wreef een vrouw de haren van een meisje in met een grijs goedje. De vrouwen zaten allemaal in groepjes bij elkaar. Er werd gelachen en gebabbeld.
Ik kreeg niet genoeg van het warme water op mijn lijf en de vreemde vertrouwde vrouwen om me heen. Eindeloos spoelde ik met het warme water en de twee emmers. Toen ik eindelijk helemaal roze en week was, vulde ik de grote emmer een laatste keer. In één keer goot ik het water over mijn hoofd.

woensdag, mei 21, 2003

Brood
’t Was al laat en ik had nog niet gegeten. Ik stapte de eerste de beste broodjeszaak binnen. De zaak deed me denken aan een Nederlandse broodjeszaak, een stationsbroodjeszaak. Felle lichten, een wand met voorverpakte sandwiches en broodjes, een toog vol koeken, warm gehouden. Er lagen ook saucijzenbroodjes. In een hoekje zat een postbode een beetje verloren aan een tafeltje. Verder waren er geen klanten. Ik stond alleen in het felle licht. De verkoper hield me nauwlettend in de gaten.
Eigenlijk had ik nergens zin in. Niet in de voorgesmeerde broodjes, niet in de lauwe koeken. Maar ik had honger en was nu toch binnen. Even speelde ik met de gedachte om zonder iets te kopen terug naar buiten te lopen. Maar ik deed het niet. Ik zocht de goedkoopste koek uit en nam alvast een papieren servetje. “Eet smakelijk!” zei de verkoper terwijl hij me de koek overhandigde. Ik stopte de koek diep in mijn jaszak.

Gestolen
Een gestolen (half)uurtje:
middagpauze tussen 14u30 en 15u.

dinsdag, mei 20, 2003

Stok
Ik kreeg post vannacht. Ergens ver weg van hier dacht er iemand heel diep na over mij. Het resultaat was een beschrijving van mij en een opdracht voor mij.
D's Days lanceerde het stokje, ze zwaaide het hoog boven haar hoofd en stuurde het vervolgens richting Ab, die het naar Cranium wierp. Zij wilde Neneh wel een stokje cadeau doen en via Liesan belandde het stokje bij mij.

Zo beschreef Liesan mij:

Klein (1m61 kan je bezwaarlijk groot noemen), slank (niet echt), kort donker haar (kort, maar blond), verzorgd uiterlijk maar niet opgetut (ja, ik was me regelmatig, nee, ik trek geen vuile kleren aan, maar slechts heel af en toe breng ik langer dan een half uur in de badkamer door), stijlvol gekleed (zelf heb ik het gevoel dat ik maar zelden stijlvol gekleed ben, ik hou het op gemakkelijke kleren), oplettend, opmerkzaam, vriendelijk, tolerant, intelligent, misschien een klein beetje gesloten (geen klein beetje vrees ik), in staat om van het gewone iets bijzonders te maken, (is dat zo?) kan zich goed uitdrukken als ze wil. (dat lukt niet altijd even goed, zeker mondeling valt me dat soms zwaar, zelfs al wil ik wel.)

En dan mijn opdracht. Liesan maakte het me niet makkelijk. Ik lees mikzlog niet zo vaak, maar als ik dat doe, heb ik telkens het gevoel dat ik naar hem reik, maar hem nooit raak. 'k Ga toch een poging wagen om mijn beeld van hem scherper te stellen.

tussen 27 en 35, groot, breed, gespierd, kort, gemilimeterd blond haar, felle blauwe ogen, intelligent, breedsprakerig, filosofisch, dominant

Als hij wil, mag mijnheer mikzlog trachten Kazarca te beschrijven.
(Kijk hier voor de regels.)




maandag, mei 19, 2003

Madam
Er stapte een madam binnen bij de kapper. Een bourgeois-madam compleet met bontjas, felle make-up, gouden ketting en een zware geur.
“Is A. hier niet vandaag?” vroeg ze aan het meisje van tweeëntwintig dat mijn haar knipte.
“Nee, die is zwanger.”
“Ooh.”
“Mag ik mij daar installeren?”
Ze wees naar de kappersstoel het dichtst bij het raam.
“Ja, natuurlijk,” zei mijn kapster.
In stilte knipte ze verder. Madam had zich comfortabel geïnstalleerd.
Plots stond ze naast mijn meisje.
“Madam, hebben jullie de boekskes van deze week niet?”
Ze wees naar de Flairs en de Libelles die her en der verspreid op het tafeltje lagen.
“Nee, we zijn deze week niet naar de winkel geweest.”
“Ooh.”
Madam keerde terug naar haar stoel.
“Madam, brrrr, ik wil geen madam zijn,” zei mijn kapster tegen mij, niet te luid, zodat madam het niet zou horen.
Ik grinnikte. Ik herkende het, ik wil zelfs geen mevrouw zijn, laat staan een madam.
“Je bent ook geen madam, wees gerust, zij is de madam. Ze behandelt je alleen op gelijke voet.”
De kapster grinnikte.
Toen ik vertrok zag ik nog net dat madam een snoepje nam uit de kom op de toog.

Schijn
Ze is, maar ze is ook niet.
Ze toont, maar ze toont ook niet.
Ze lacht, maar ze lacht ook niet.
Ze weent, maar ze weent ook niet.
Ze praat, maar ze praat ook niet.
Meer niet dan wel.

zondag, mei 18, 2003

Mooi
"Dit was de mooiste dag van mijn leven," zei het feestvarken toen bijna iedereen naar huis was.
Ik werd helemaal warm vanbinnen. Dat je een heel klein beetje geholpen had om haar die dag te geven, maakt het vandaag al een hele mooie herinnering.
"Maar ik ga niet voor één uur naar huis hoor!"

vrijdag, mei 16, 2003

Deadline
Voor mijn collega’s was het vandaag een doordeweekse werkdag. Niet zo voor mij. Vandaag was het deadline-dag. Om vijf uur moest het resultaat van drie maanden werk af en klaar zijn. Ik stond vanmorgen extra vroeg op, ging gisteren extra laat slapen, want ik had nog een heleboel werk. Stukjes invoegen, teksten nakijken, inleidingen schrijven, de laatste hand leggen, zeg maar. Alleen was de hand nog erg groot. Ik kon mijn tijd best gebruiken.
En toen gebeurde het. Oorverdovend lawaai, onophoudelijk. Spontaan stopte ik mijn vingers in mijn oren. Het hield niet op. Het deed pijn, je kon niet blijven zitten. Brandalarm. Een brandoefening, net vandaag.
Ik heb ontdekt dat er kleine paarse bloemetjes groeien in het grasveldje.
En mijn deadline heb ik gehaald. Om kwart over vier was de tekst klaar, gedaan.

donderdag, mei 15, 2003

Naam
Ik heb het nooit begrepen. Ouders die hun kind An – of nog erger Ann – noemen. Een naam zo kort, zo zonder karakter, zo nietszeggend, een naam die alleen blaffend kan worden uitgesproken. Vreselijk. An, daar scheep je je kind toch niet mee op.
Toen iemand die mijn naam niet kende, me ooit zei dat ik een hoofd had om An te heten, vond ik dat niet fijn, dat begrijpt u.
Maar ze had wel gelijk. Ik heet ook An, een béétje maar. Na Nele komt An, naar mijn doopmeter. Ik verzoek u echter mij nooit, maar dan ook nooit, bij mijn tweede naam aan te spreken. Dat begrijpt u ook.

Mededeling
Zus L. (17, nog heel even), terwijl ze me met een priemende blik aankijkt: "Er zijn klasgenoten van mij die al tante zijn."
Ja, en?

woensdag, mei 14, 2003

Verjaardag
“Ik heb een website,” zei vriend S.
“Een website? Wat staat daar dan op? Wat doe je daar dan mee?”
“Euhmmm… eigenlijk is het een weblog.”
De vraagtekens in onze ogen werden nog groter.
“Wat is dat dan?”
“Wel, ik schrijf daar stukjes, ik doe daar dingen.”
Het antwoord was niet echt bevredigend. Ik ging op onderzoek uit. Ik vond zijn weblog, klikte verder, kwam terecht bij zijn collega Katrien en bij Joeri en bij vele anderen. Ik raakte geïntrigeerd. Ik las en las.
En toen dacht ik: ik kan dat ook, ik wil dat ook. Eén jaar geleden maakte ik mijn eigen weblog. Voortaan las ik en schreef, reageerde en kreeg reacties. Ik ging anders kijken en anders schrijven. Eén jaar weblog in de archieven.
(Zo lang heeft vriend S. het trouwens niet volgehouden, hij stopte ergens in september. Er wordt alleen nog over hem geschreven.)

dinsdag, mei 13, 2003

Woord
verdemeleren

maandag, mei 12, 2003

Wenen
"Dames en heren. Spoor zes. De internationale trein naar Wenen van 19u.26 komt zo dadelijk aan op spoor zes. De samenstelling van deze trein kan u vinden op de borden in het midden van het perron."
Mmm, denk ik, als ik eens gewoon op de trein naar Wenen stap en morgen wakker word in die verre stad? Dan kom ik zaterdag pas terug, als mijn deadline achter de rug is.
"Spoor zes. Opgelet. De internationale trein naar Wenen is enkel toegankelijk voor reizigers met een internationaal vervoersbewijs voor Aken of verder."
Ik blijf zitten in mijn trein, wacht tot hij vertrekt, naar huis.
"Dames en heren opgelet. Deze trein zal vertrekken met een vertraging van onbepaalde duur wegens een defect aan de voorgaande trein. Onze excuses voor het ongemak."
zucht.
oeps
tralala

Kattentongen (20 stuks)
nodig: 100g boter, 100g bloemsuiker, 1 zakje vanillesuiker, 3 eiwitten, 100g zelfrijzende bloem, snuifje zout.
doe: 1. Roer boter en suiker tot een romige massa. Doe er de eiwitten bij en de met het zout gezeefde bloem. Roer glad.
2. Vul de spuitzak met dit deeg. Bestrijk de bakplaat met boter en spuit deegstrookjes op 5 cm afstand op de plaat. Bak gaar en lichtbruin (10' op 170°C) Schep de tongen van de bakplaat en laat afkoelen op een taartrooster.

Lift
"De wanden van deze lift zijn met geld van de gemeenschap herschilderd. Het is een teken van beschaving respect op te brengen voor gemeenschapsgoed. Het (...-)bestuur verzoekt u vriendelijk gevoelens van politieke, amoureuze, scrabeuze of racistische aard (...) te onderdrukken of er, zo nodig, op een andere manier uiting aan te geven dan door het aanbrengen van graffiti."

zondag, mei 11, 2003

Gevecht
Het was spannend vandaag. De hele dag heb ik de wedstrijd op de voet gevolgd, maar het laatste eindje moest ik missen. Toen ik vanavond thuis kwam kon ik het verdict aanschouwen: mijn bovenburen verloren de strijd.
Eigenlijk speelt er zich elke dag een strijd af voor onze deur: een strijd om de schaarse parkeerplaatsen. Maar meestal laten mijn bovenburen de tegenstand geen kans. Vandaag was het anders. Omdat mijn bovenburen twee auto's hebben en de andere bewoners van dit gebouw niet over een gemotoriseerde vierwieler beschikken, beschouwen zij zich als rechtmatige parkeerders op de twee plaatsen voor de deur. Tussen de garagepoorten van de twee naaste buren is er net plaats voor twee middelgrote wagens, geen dikke mercedessen, zo past er maar eentje. Ook als de buren er niet zijn, vinden ze dat zij de twee plaatsen kunnen claimen. Ze rijden weg met de ene wagen en verhuizen de andere naar het midden van de strook. Je zou maar eens een eind moeten wandelen van je auto naar je huis.
Vandaag werkte hun tactiek niet. Het was lang geleden, maar beide auto's waren weg. Even was de hele ruimte leeg. Dat ging ook mijn naaste buren niet onopgemerkt voorbij. Zij haalden hun auto uit de garage en parkeerden hem voor hun respectievelijke garagepoorten, net een tikkeltje naar voren, of naar achteren. Voor onze deur bleef nog één plaatsje open.
In de loop van de dag parkeerden er zich achtereenvolgens een auto vol chiro-jongens, één met bejaarden en een rode golf. Op mooie zondagen is het steeds extra druk in onze straat, bejaarden gaan wandelen in het park, chirojongens doen er waterspelletjes.
Toen ik thuiskwam waren de auto's van de buren terug in hun garage verdwenen. Ook van de chirojongens en de bejaarden was geen spoor meer. Er stond één wagen voor de deur, een dikke, net in het midden. De bovenburen hadden hun auto's een eind verderop moeten achterlaten. Ramp-o-ramp.

zaterdag, mei 10, 2003

Ontdekking
Sigaretten proeven bijna hetzelfde als kattentongen.

Ribbel
Zaterdagmorgen op de trein. Het is nog vroeg, veel te vroeg. Ik leg mijn hoofd op mijn armen en doezel een beetje weg. Wanneer we aankomen in L. voel ik de ribbeltjes van mijn trui in mijn wang. Maar ik ben wel wakker.
De jongen op de bank voor me niet, de aankomst in het eindstation is hem volledig ontgaan. Even twijfel ik, zou ik hem wakker maken? Of hoeft dat niet? Waar zou de trein hem mee naartoe nemen? Misschien moest hij er al een station vroeger uit. Ik stoot hem zachtjes aan. Hij schrikt op en kijkt me vragend aan. “We zijn in L.” Hij knikt en komt langzaam overeind. Mijn handen glijden nog eens over de ribbeltjes op mijn wang voor ik uitstap.

donderdag, mei 08, 2003

Viool
Vanmiddag deed ik een ontdekking, twee eigenlijk. Eén: viooltjes ruiken naar kinderreuk. Twee: viooltjes stinken. Dat is maar logisch ook, dat kinderreuk stinkt, daar kwam ik lang geleden al achter.
En met kinderreuk bedoel ik niet de zoete Oilily-geurtjes, nee, wel de reuk die we zelf maakten. - Parfum is te veel eer voor de geurtjes, dat beseften we toen al. - Dat deden we best vaak, op mooie zomerdagen. We vroegen aan mijn moeder, of aan die van het buurmeisje of we mochten. Reuk maken betekende immers de bloemen in de tuin plunderen. We namen een lege confituurpot, vulden hem met kraantjeswater en gingen aan de slag. Rozen, violen, margrieten, vlijtige liesjes, allemaal verdwenen ze in het water. Zorgvuldig plukten we de bloemblaadjes en dompelden ze onder. Het water kleurde geel, roze, oranje, blauw en rood.
Eén keer wilde ik een zuiver rozenparfum maken. Toen mijn potje vol was met rozenblaadjes vond ik het heerlijk ruiken. Voorzichtig besprenkelde ik mijn polsen met het water. Achter mijn oren bracht ik een druppeltje van het mengsel aan. Ik was er vast van overtuigd dat ik jaren later nog steeds dat geurtje uit dat potje kon gebruiken. Daarom borg ik de confituurpot zorgvuldig op in de kast.
Twee weken later vond ik een bruine, rottende brij terug. Het rook naar viooltjes.

woensdag, mei 07, 2003

Lichtje
Het is al donker buiten, zag hij. Maar in zijn hoofd wordt het nooit donker. Het is er altijd donker. Jaren geleden ging het licht er opeens uit. Eerst zocht hij nog een beetje bij de afdeling gevoel, maar dat was hopeloos. Toen concentreerde hij zich op de afdeling rede, maar ook daar vond hij geen lichtje. Nog later liet hij die meneer zoeken naar een lichtje. Eén keer per week wroette de man in zijn hoofd. Maar hij vond geen lichtje. Ooit had die man iets geks gezegd: "Je moet het licht niet in je hoofd zoeken, maar net erbuiten, en dan laat je het licht van buiten langzaam naar binnen stromen." Hoe dat kon, dat begreep hij nog steeds niet. En dus bleef het donker in zijn hoofd.

Daar word je vrolijk van:
Vervang elke zucht die je slaakt, zegt of schrijft door “tralala”.

dinsdag, mei 06, 2003

Vraagje
Zou je met mij op de wolken willen wonen,
Zou je met mij van de vlinders willen dromen,
Zou je met mij willen tuimelen in het gras.
Zou je met mij willen ruilen van regenjas.

(Van mij mocht het liedje hier stoppen, de rest vond ik nooit zo mooi.)

Slinger
Mijn moeder was de beste slingermaakster die ik kende. Op verjaardagen hingen er bij ons thuis geen ordinaire slingers uit de winkel. Nee, mijn moeder maakte ze zelf. Ze deed er geen uren over, knipte geen mooie tijdschriften aan flarden, en maakte geen eindeloze ketting-slingers. Vijf knippen had ze nodig. En een stuk crêpepapier. In een oogwenk hing er een lange rij groene mannetjes die elkaar een hand gaven, of oranje vrouwtjes met een rokje aan. Ademloos keek ik toe terwijl een rol crêpepapier in een oogwenk veranderde in rijen vrolijke mannetjes. Ik vond mijn moeder heel knap.

maandag, mei 05, 2003

Oud
Vrouw (83): “Zolang ge kunt doen, wat ge graag doet, moet ge doen wat ge graag doet. En ik kook, was en strijk graag. Dan moet ik dat doen hé.”

zaterdag, mei 03, 2003

Wind
Het waaide hard, de mouwen van mijn regenjas flapperden om mijn armen. Ik had er geen zin in, in het gevecht met de wind. Maar het was donker, ik was moe en een vijftal kilometer verder wachtte mijn bed op mij.
De wind had een beetje medelijden met me. Een beetje maar. Hij sloeg me niet keihard in het gezicht – meestal toch niet – maar duwde tegen mijn arm en mijn schouder. Ik wilde dat ik de wind even kon vastnemen en op zijn plaats zetten: in mijn rug, de enige plaats waar ik de wind wel mag, ’s nachts op de fiets.

vrijdag, mei 02, 2003

Apotheek
"En nog iets tegen keelpijn alsjeblief."
"Citroen- of muntsmaak?"
Twee keer stapte ik een apotheek binnen deze week, in twee verschillende steden, en twee keer kreeg ik hetzelfde antwoord.
Wat maakt mij dat uit, ik wil iets goeds, iets dat helpt, iets dat ervoor zorgt dat ik niet de zoveelste keelontsteking krijg.
En dat zei ik dan ook, twee keer.
De eerste apotheker antwoordde: "Ah, dan zal ik je O. geven, met een pijnstiller in. Dat heeft een muntsmaak."
Mij best.
De tweede antwoordde. "L. is goed dan. Daar zit een ontstekingswerend middel in én een pijnstiller. Het heeft een citroensmaak."
Mij ook best.

Kassa
Eerst kwam ik ze tegen bij de fruit- en groenteafdeling. Vier kinderen stonden te kibbelen bij een standje met goedkoop speelgoed.
"We kunnen deze nemen, dan krijgen we er nog zo'n pop bij."
"Ja, maar hebben we daar dan wel genoeg geld voor?"
Het oudste meisje was niet overtuigd.
"Kom, we gaan bij de chips kijken."
Ze nam de hele groep op sleeptouw.
"Kijk, deze kost maar 95 cent, voor een grote zak."
Het jongste meisje keek begerig naar een ander smaakje, maar het oudste meisje negeerde haar helemaal.
"Ik vind die ook lekker, waar gaan we die dan opeten?"
De jongen, tweede in de rij, nam alvast een pak uit het rek.
"Daar op dat pleintje hé."
Ze gingen aanschuiven aan de kassa. Vooraan de jongen, met het pak en het geld, daarna de twee kleine meisjes en achteraan het oudste meisje.
De juffrouw achter de kassa rekende het pak af.
"Dat is één euro vijfentwintig cent," zei ze.
Onmiddellijk reageerde de jongen: "Daar stond dat het maar 95 cent kostte," repliceerde hij.
De juffrouw zuchtte, kwam van achter haar kassa en ging naar het rek met de chips.
"Waar staat dat dan, ik zie dat niet hoor?"
"Ga eens vlug kijken!" riep het oudste meisje de jongen toe.
De jongen repte zich door de winkel naar de juffrouw.
"Ik dacht dat dat hier stond."
"Nee, dat was in reclame, maar dat is nu voorbij."
Zuchtend keerde de juffrouw terug naar haar kassa.
"Ga je het nu nemen, of niet?"
"Ja hoor."
De jongen gaf de juffrouw een stuk van twee Euro.

donderdag, mei 01, 2003

Groen
Eerst was het bruin, en leeg. Ik kon wel honderd meter ver kijken. Het was kaal, en een beetje grauw. Toen kwam er een geel tapijt, tientallen meters lang. En nu, nu zie ik een tunnel van groen. Lichtgroen, donkergroen, schaduwgroen en ritselgroen. En daartussen: boomklevers, mezen, duiven, een Vlaamse gaai en een bonte specht. Mijn uitzicht vanuit de slaapkamer is weer op zijn mooist.