TwweeT en de kleine dingen

vrijdag, april 29, 2005

Gelezen
'Werk op de plank'

Supermarkt
Er liepen drie jongens in de supermarkt. Die kom je daar niet vaak tegen, jongens van een jaar of zestien. Die schuiven thuis hun benen thuis onder de tafel en nemen een pak chips uit de kast als ze daar zin in hebben.
De jongens hadden geen karretje, ze struinden zomaar wat rond. Ik zag ze staan bij de koekjes.
“Die wil ik niet hoor, ik ben aan’t ‘regimmen’.”
Een andere jongen legde het pak weer weg.
Een tijdje later schoven ze aan bij de kassa. Ik kon niet zien wat ze uiteindelijk hadden gekocht, maar het kon niet veel zijn.
“Mevrouw, waar liggen de condooms?” vroeg een van de jongens bedeesd.
Ik zag de vrouw achter de kassa diep nadenken. Ze wist het niet.
“Evi, weet jij waar de condooms liggen?” riep ze naar een andere kassierster.
“Dat weet ik niet, hoor.”
“Dat kan toch niet, dat jullie het allerbelangrijkste in jullie winkel niet weten liggen.”
De stoerste jongen.
De kassiersters haalden hun schouders op.
“Dan moeten jullie beter zoeken hé.”
Met mijn boodschappen en een glimlach op mijn lippen wandelde ik de winkel uit.

woensdag, april 27, 2005

Lach
Zondag was het er opeens. Een lach. Geen glimlach, geen bulderlach. Maar een intense lach. Een lach die zich niet liet leiden. Tranen over mijn wangen. Slappe lach.
En plots was daar het besef: ik lach te weinig. Veel te weinig. Ik kon me al niet meer herinneren wanneer ik voor het laatst had gelachen. Niet geglimlacht, maar echt gelachen. Ik denk dat ik een beetje te serieus ben...

dinsdag, april 26, 2005

Weekendimpressie
We hobbelden over verlate wegeltjes. Af en toe zakte een wiel van de kar even weg in een diepe put. Maar het paard trok ons steeds verder. Het regende witte bloesemblaadjes. Grote boerderijen – oude stijl – kleurden het landschap. We reden door een holle weg. De man op de bok sprak een onverstaanbaar taaltje. Paardebloemen kleurden de weilanden geel. Of paardenbloemen? Pisbloemen. Het paard hield halt voor een onbewaakte spoorwegovergang. De man sprong van de bok. Behoedzaam leidde hij het paard naar de overkant. Net voor de overgang stond een grote steen, met bloemen ervoor. Veel bloemen. Het rook er naar de dood.

vrijdag, april 22, 2005

Bezoek
Ik deed het opnieuw. En weer voel ik me er niet helemaal goed bij.
Eergisteren. Na mijn werkdag fietste ik van het station naar huis. Zo'n vijftig meter voor ik thuis zou zijn zag ik het: ik had bezoek, er stond volk voor mijn deur. Hmmm, dacht ik, even kijken wie dat zijn. Nog twintig meter. Twee vrouwen van middelbare leeftijd. Hmm, dacht ik. Nog tien meter. Ze hadden boekjes in hun handen. Ik was er, maar duwde nog eens extra op de trappers. Daar had ik geen zin in. Ik fietste het park in, maakte een ommetje en keerde naar huis terug.
De vrouwen waren druk in gesprek met mijn buurman zag ik. De kust was veilig. Ik ging naar huis. Niet veel later hoorde ik mijn bovenbuurvrouw naar beneden gaan. En terug naar boven. Mijn bel ging. Het zijn wel volhouders, dacht ik.
Ik deed mijn deur open, nog onzichtbaar voor het bezoek beneden. Mijn bovenbuurvrouw waarschuwde me alvast: "Het zijn de getuigen van Jehova hoor." Dat dacht ik al. Ik ging terug naar binnen en maakte me zo klein en onzichtbaar mogelijk.

maandag, april 18, 2005

Nieuws
van het poezenfront
1. Ze heten niet Karamel of Misty,
maar Boris en Joris. Officieel dan, volgens mijn onderbuurman dus.
De grijze Boris, de rosse Joris.
2. Boris heeft een rat gevangen vandaag. Een grote. hij deponeerde het beest in de tuin van mijn onderbuurman. Blij dat ik zulke lijken niet hoef te vinden op mijn balkon.

Ontmoeting
Er zat meer volk dan gewoonlijk in mijn trein. Omdat de rechtstreekse trein veel vertraging had, kozen vele reizigers voor de stoptrein. Hoewel de kans klein was dat er nog vrije zitplaatsen waren, bleef ik niet in het halletje staan. Vlakbij was er nog een plaatsje aan het raam. Ik wurmde me tussen twee pendelaars – een student op latere leeftijd en een dametje – en las mijn krantje.
Pas toen we al een stationnetje gepasseerd waren, keek ik op. En naar links. Plots herkende ik het chique dametje. We hadden nog samen op school gezeten. Ze keek me aan.
"Ik had je niet gezien," stamelde ik.
"Ik was aan het denken over je naam, was het Leen of Nele?"
"Nele."
"Ja, het is al erg lang geleden dat we elkaar nog zagen."
"Negen jaar, denk ik. We zijn afgestudeerd in 1996."
Het gesprek kabbelde ongemakkelijk verder. Wat doe je nu? Waar werk je nu? Getrouwd? Kinderen?
Ondertussen bestudeerde ik haar grondig. Er was iets veranderd in haar gezicht. Haar zware, donkere wenkbrauwen waren weg. In de plaats had ze nu twee fijne lijntjes. En veel stoppels. Goed zichtbaar van een korte afstand. Het maakte haar niet echt mooier.
"Ik werk op het kabinet van minister blabla."
"Oh, en met welke materie ben je bezig dan?"
"blabla."
Het maakte me wel nieuwsgierig.
"Hoe ben je daar terechtgekomen?"
"De minister heeft me gevraagd. Via mijn vader. Die kennen elkaar en ik ontmoette de minister al eens. Hij zei tegen mijn vader dat ik in de smaak was gevallen."
"Aha."
"Ik doe het heel graag, ik vind het al spijtig dat het over enkele jaren afgelopen zal zijn."
"Aha," zei ik. En zweeg.
Daarna kwamen de gemeenschappelijke kennissen uit lang vervlogen tijd aan bod. Ik had moeite me namen te herinneren en gezichten te plakken op de namen die ze noemde.
Ze had het over trouwpartijen die op het laatste moment afgeblazen waren, over kinderen en over te bouwen huizen.
Voor mij was het allemaal voltooid verleden tijd.
Ik was waar ik moest wezen, zei "tot een volgende keer" en stapte uit.

vrijdag, april 15, 2005

Stem
Er was iets vreemd met de stem van mijn moeder. Als ze voorlas voor een grote groep, klonk haar stem anders. Zachter, een beetje hees. Net alsof ze voor ons een stem had, en voor de rest van de wereld een andere. Als kind kon ik dat maar moeilijk verdragen. ‘Waarom praat je niet gewoon als je voorleest?’ vroeg ik haar. ‘Ik praat toch gewoon, zo spreek ik altijd.’ Dat was niet waar. Zo praatte ze niet altijd. Ik begreep het niet, ik kreeg niet meer uitleg.
Nu begrijp ik het wel. Ik doe namelijk net hetzelfde. Zelfs nog erger. Als ik telefoneer met vreemden, als ik praat voor velen maar vooral als ik me onzeker voel, dan klinkt mijn stem niet hetzelfde. Dan heb ik ook de voorlees-stem van mijn moeder. Ik hoor het bij mezelf. Ik moet veel meer moeite doen om stemgeluid te produceren, en toch klinkt ze krachtelozer dan mijn gewone stem. Ze klinkt ongetwijfeld ook erg zacht. Ik heb geen voorlees-stem en een gewone stem, ik heb een gewone stem en een onzekere stem.

Nacht
‘Ppff pff,’ deed ik. En daarna nog eens ‘ppff ppff’. Enkele tuinmuurtjes verder draaide Karamel haar hoofd, priemden haar groene ogen in de nacht. Ik zag ze twijfelen. ‘Ppff pff’, deed ik nog een keer. Ze hobbelde over de muurtjes en de platte daken naar mijn balkon. Haar belletje kwam steeds dichterbij. Met een laatste hobbel, sprong ze op mijn balkon. Langzaam liep ze naar me toe. Het licht uit de keuken wierp een groteske schaduw in de tuin van mijn onderbuurman. Tijger op pad. Ik streelde, zij spinde. Even maar. Ze sprong uit mijn armen en verdween in de nacht. Zachtjes sloot ik de terrasdeur achter me.

Bakens
Kerktorens zijn belangrijk in mijn leven, ze bieden zekerheid, zijn bakens in de tijd. Want die draag ik niet aan mijn pols, de tijd, die vind ik in mijn omgeving. Aan parkeermeters, in stations of op kerktorens. Wanneer die zelfde kerktorens mij in de steek laten, kan ik dat niet echt appreciëren. Mijn tijdsgevoel naar de vaantjes, zekerheden weggeslagen. Al een hele tijd zijn er twee torens die me in de steek laten. Vreselijk, is het en schandalig.
Ik wil hier dan ook een warme oproep plaatsen voor alle priesters, kosters, kerkfabrieken en –gangers om de klok op hun toren juist te zetten.

donderdag, april 07, 2005

Sms van zusje uit Zwitserland
'Alles in orde hier. Zon & bergen en nog wat sneeuw. Cake: ong. 20' op 150 en iets minder op 175. succes. Hoe ist daar? Groeten g.'

Van uitstel komt

Wat doe ik met mijn leven?
Uitstellen.

Ik denk lang en diepzinnig na,
stel dezelfde vraag,
krijg hetzelfde antwoord
en denk weer na.

De zon komt op, een merel zingt.
En als ik het nu eens niet meer uitstel... denk ik.
Die gedachte is onverdraaglijk.

Er schuift een wolk voor de zon
en in de verte slaat een klok -
ik stel mijn vraag,

zoals altijd voor het laatst.

Toon Tellegen, Wie a zegt.

maandag, april 04, 2005

Thuis
Vannacht sliep ik in een vreemd bed, in een vreemd huis. Ik had gehoopt dat het nog vertrouwd zou aanvoelen, maar dat deed het niet. Ik hoorde de hele nacht geluiden die ik niet kon plaatsen. Gezoem, gekraak, gebrom. Ik was vergeten hoe hard de houten plafonds kraakten. De lantaarn tekende een witte plek op de muur. Zijn alle deuren op slot? Zijn alle lichten uit? Ik controleerde en controleerde nog een keer.
Het voelde vreemd, een nachtje in mijn ouderlijk huis. Al was ik er niet alleen, mijn zusje was er ook nog. Al is het nog geen vijf jaar geleden dat ik er geregeld een nachtje sliep.
Maar het voelt niet meer van mij, mijn oude kamer lijkt ook helemaal niet meer op mijn kamer. Andere meubels, ander papier aan de muren. Het is niet meer van mij. Nog twee nachtjes te gaan.

vrijdag, april 01, 2005

Auto
We stonden te wachten op de vrienden met wie we hadden afgesproken. We waren mooi op tijd, de anderen te laat. Ik tuurde over het pleintje, maar zag geen B., S. of K.
"Met welke auto rijdt B.?" vroeg mijn vriend.
"Een rode, donkerrood."
Hij zuchtte.
"Een typisch vrouwenantwoord zeker?"
Hij lachte.
"Maar ik weet nog meer hoor, het is een bolletje, een Toyota ofzo, ik denk een Corolla, kan dat?"
"Mmm, ja, dat kan."
"Flink hé?"
"Jaja, heel flink."
Niet veel later reed er een donkerrode Toyota Corolla voorbij, met B. achter het stuur.

Mensen op mijn ochtendlijke trein:
- L. Ze werkt in hetzelfde gebouw, in theorie zijn we collega’s. We glimlachen naar elkaar, houden kleine praatjes over het weer, de bus die te laat is.
- Een vrouw die pril zwanger is. Ze heeft een klein buikje, eerst dacht ik dat dat buikje gewoon bij haar hoorde, dat het niet duidde op nieuw leven. Ondertussen weet ik beter: ze vouwt haar handen om haar buik, voelt aan haar buik en let voortdurend op haar buik. Zoals alleen zwangere vrouwen dat doen.
- Mijn neef, af en toe. We knikken naar elkaar, maar zeggen niets. Hij is nooit alleen, steeds in het gezelschap van enkele andere jongens.
- Een oudere vrouw. Grijze haren, heel apart gekleed. Sterke dame, creatieve geest. Ze is voortdurend in de weer met een schriftje, een boek en een woordenboek. Ze schrijft, memoriseert, studeert. Swahili, staat er op het woordenboek.