TwweeT en de kleine dingen

woensdag, november 26, 2003

Kennismaking
"Het is nu of nooit," zei hij, toen ik amper twee stappen over de drempel had gezet. Meteen duwde hij een bundeltje in mijn armen. Ik kreeg net tijd genoeg om mijn tas op de grond te zetten. Maar mijn jas en sjaal hield ik noodgedwongen aan.
"Zometeen slaapt hij, en dan kan je hem niet meer vastnemen."
Ik maakte in stilte kennis met het kleine ventje op mijn arm. Donkere ogen, donkere haartjes, beweeglijke vingertjes, een klein neusje en bolle wangetjes. Hij toverde een forse frons op zijn voorhoofd.
Samen wandelden we naar de zetel. Ik bleef kijken, en duwde zijn tut zachtjes in zijn mond. Hij wilde niet, maar eigenlijk toch ook wel. Hij keek, of ik beeldde me in dat hij keek. Hij draaide langzaam met zijn armpjes. Opnieuw die forse frons boven zijn oogjes.
Ik zocht voor hem het zachtste plekje in mijn armen. Mijn Michiel-plekje.

Terloops
Waarom hebben auto's standaard twee koplampen, en geen drie of één? Is dat geïnspireerd op de twee ogen van de mens, of heb ik te veel fantasie?

dinsdag, november 25, 2003

Nederlandse uitdrukkingen (14)
Wat heb ik nou weer aan mijn fiets hangen?

maandag, november 24, 2003

Reis
“Deze trein rijdt uitzonderlijk niet langs Dordrecht, Rotterdam, Den Haag en Schiphol naar Amsterdam. Alleen in Utrecht zal deze trein halt houden. Reizigers met bestemming, Dordrecht, Rotterdam en Den Haag dienen hier over te stappen. Reizigers met bestemming Schiphol kunnen eventueel ook in Amsterdam overstappen. Zij dienen rekening te houden met een mogelijke vertraging van een half uur.”
De omroeper herhaalde het hele verhaal in het Engels, en nogmaals in het Nederlands. Ik bleef zitten waar ik zat, las mijn boek en nipte van mijn blikje.
De trein stond lang stil. Ik hoorde enkele mensen achter me ongerust worden. Hij zou toch wel verder rijden?
Een vrouw sprak een man aan. Eerst in het Nederlands, daarna in het Frans. Of ze er toch hier uit moest als ze naar Schiphol wilde. De man had geen idee, zei hij in rad Frans. Hij vertelde dat hij naar Rotterdam ging. “En deze trein rijdt toch langs Rotterdam,” constateerde hij.
De vrouw twijfelde. Had ze nu net niet gehoord dat je er hier uit moest, als je naar Rotterdam reisde? Ik schoot haar maar vooral hem te hulp. Hij moest opstaan en de trein verlaten, en wel zo snel mogelijk. De man was amper aangekomen in het halletje toen de deuren zich sloten. Hij zuchtte diep. Hij zou via Utrecht moeten reizen en zou uren langer onderweg zijn nu. Er viel niets meer aan te doen.
Wanneer de treinbegeleiders een half uurtje later langskwamen, stak de man een heuse tirade af. Dat het schandalig was dat de trein niet langs Rotterdam reed. Dat ze hem in Brussel verzekerd hadden dat hij met deze trein naar Rotterdam kon. Dat het absoluut niet kon dat ze de informatie alleen in het Nederlands en het Engels omriepen. Dat het toch maar normaal zou zijn om dezelfde informatie ook in het Frans te geven.
De treinbegeleider bleef rustig. Hij raadde de man aan om in Utrecht over te stappen.
“Op perron 14,” zei hij.
De man zweeg en las tijdens de rest van de reis in zijn boek.

Toekomst
“Ja, het is een mooie job,” zei ze. “Maar soms had ik toch liever iets anders gestudeerd, onderwijzeres bijvoorbeeld.”
“Maar jij kan toch veel voor de mensen betekenen? Misschien zelfs nog meer dan wanneer je in het onderwijs stond.”
“Maar het risico is zo groot. Ik loop zelf zo veel gevaar, al ben ik nog zo voorzichtig. Er hoeft ooit maar één keer iets mis te gaan, en ik kan ook besmet worden.”
Kiezen om als Zuidafrikaanse voor verpleegster te studeren, niet vanzelfsprekend.

woensdag, november 19, 2003

Koud
“Het is koud,” zei zij.
“Nietwaar, het is warm,” zei hij.
“Maar ik heb het koud!” sprak zij.
“Ik niet, ik heb het warm,” sprak hij.
“Geef me dan een beetje van je warmte,” vroeg zij.
“Hoe doe ik dat?” vroeg hij.
“Neem me vast,” gebood zij.
“Nee,” weigerde hij.
“Waarom niet?” vroeg zij.
“Omdat ik je niet wil aanraken,” verklaarde hij.
“Dan gaat het niet,” stelde zij vast.
“Nee,” beaamde zij.
“We wandelen gewoon verder,” zei hij.
“Ja,” zuchtte zij.

dinsdag, november 18, 2003

Stem
Zij was het slimste meisje van de klas. (Soms was ik het, maar dat gaan we schrappen uit de annalen. Toen al had ik veel liever dat haar rapport enkele procenten meer telde dan het mijne, kwestie van iemand te hebben om me achter te verbergen.) Zij was het keurigste meisje van de klas, veruit. Aan haar handschrift viel niets aan te merken, haar roze truitjes bleven altijd zonder enig vlekje wat ze ook at en in haar boekentas heerste orde, altijd.
Alleen zei ze bijna nooit wat. En als ze sprak, dan produceerde haar keel alleen zachte geluiden, als twee dotten watten die zachtjes tegen elkaar wreven. Maar meer had ze niet nodig. Als zij iets wilde vertellen, werd het ogenblikkelijk doodstil in de klas. We luisterden en verstonden. Voor ons, haar klasgenootjes, ging dat niet op. Wij moesten onze keel wijdopen zetten opdat de anderen naar ons zouden luisteren.
Als kind had ik daar vreemde theorieën over: zij was enig kind, haar geduldige en lieve ouders hadden niets anders te doen dan luisteren naar het ruisen van haar watten. En zij wist hoe ze wattenluisteraars moest bespelen. De andere kinderen van de klas – ook ik – moesten thuis wedijveren met tal van andere monden, om ons verstaanbaar te maken. Wij waren een kakofonie gewend
Aanvankelijk begreep ik niet waarom net zij rechten ging studeren, ze zei amper wat en kon zich niet verstaanbaar maken. Maar nu weet ik het, ze had toen al de autoriteit om een publiek te bespelen. En meer is er niet nodig om te zeggen wat je te zeggen hebt.

maandag, november 17, 2003

Inleiding
De inleiding nog, en dan is het écht helemaal af. Ik heb een hekel aan inleidingen. Ik lees ze nooit en zou ze liefst ook nooit schrijven. Maar het kan af en toe niet anders. Schrijf alles en schrijf niets, is de opdracht. Aartsmoeilijk. Ik heb de opdracht alvast opengetrokken: baken het te behandelen onderwerp af (thematisch, chronologisch en geografisch), licht de structuur toe, geef een korte inhoud, verduidelijk de gevolgde methodologie en het behandelde bronnenmateriaal, schrijf volop dankwoorden en tenslotte: laat veel mooie moeilijke woorden vallen als lacunes, caleidoscoop, spectrum, intermediaire structuren en cesuren. Iemand nog suggesties?

zaterdag, november 15, 2003

Zwemmen
In het pashokje naast het mijne:
«Je hebt goed gezwommen, hé schatje?»
«Ja mama, maar ik heb ook veel water gedronken.»
«Dat is niet erg, dat komt er wel weer terug uit.»
«Als ik pipi doe?»
«Ja, natuurlijk, schatje.»
«Dan moet ik heel lang pipi doen denk ik.»
Mijn wiskundelerares van acht jaar geleden kleedde haar dochter aan na de zwemles. Het duurde even, maar ik had haar stem herkend.

vrijdag, november 14, 2003

Toe
Voor ik helemaal wakker word, knijp ik mijn ogen nog even helemaal toe. Zal het vandaag een goede dag worden? Zal ik vandaag niet geplaagd worden?
Ik murmel zachtjes een schietgebedje, draai me nog een keer om maar hou mijn ogen nog toe. Laat het vandaag gedaan zijn, ik wil het echt niet meer, denk ik dan.
En als ik dat allemaal gedacht en gemurmeld heb, dan weet ik al dat de nieuwe dag geen betere zal zijn. Ik zucht nog eens, zeg nu hardop «Ik ben het beu! Stop er nu mee!»
Maar het helpt niet.
Elke dag van ‘s morgens - nog voor ik mijn ogen open - tot ‘s avonds - als mijn ogen al lang toe zijn - laat mijn ooglid van zich voelen.
Het ooglid van mijn rechteroog trilt, de hele dag, al vier weken lang. ‘s Morgens gemiddeld elke vijf minuten, ‘s avond gemakkelijk om de twee minuten. Ik ben het zat.

donderdag, november 13, 2003

Thuis
Ik stelde me voor aan de chauffeur. Kwestie dat hij wist dat ik degene was die hem had gebeld.
"To the trainstation?" vroeg hij.
"Ja," antwoordde ik.
Net toen ik me thuis begon te voelen in Nederland, maakte de taxichauffeur daar in ijltempo een einde aan.
Hij had me toch gehoord? Ik sprak toch Nederlands?

zaterdag, november 08, 2003

Zwart
Het is donker, het is bijna nacht. Net als elke vrijdagavond fietst het meisje twee dorpen bij haar vandaan. Soepel fietst ze naar het ene dorp, zonder over de weg na te denken, die kent ze vanbuiten. Er zijn donkere wolken in haar hoofd. Lelijke gedachten vechten met verdrietige en bezorgde gedachten om een plaatsje vooraan. Ze laat ze allemaal komen. Een spat woede kleurt haar hoofd zwart.
Ze duwt hard op haar trappers, schakelt wanneer de weg een beetje omhoog gaat en daarna weer, als de weg weer naar beneden loopt. En dan gaat het mis. De trappers draaien opeens wel heel makkelijk rond. Ze vloekt. Hardop.
Het meisje laat zich meevoeren op haar fiets, tot die niet meer wil. Ze stapt af, gooit haar tasje en slot op de grond en draait haar fiets om. Met voorzichtige vingers peutert ze aan haar ketting, draait met de trapper. Geen effect. Ze peutert nog meer, vooraan en achteraan. Bijna plet ze haar vinger. Het doet een beetje pijn. Ze vloekt nog eens. Ze geeft niet op, peutert nog meer. Het lukt, de tandwielen grijpen weer gretig naar de ketting.
En toch vindt het meisje dat ze nog niet verder kan fietsen. Haar handen zijn helemaal zwart. Vertwijfeld kijkt ze om haar heen. Nergens ziet ze een teiltje water, zeep en een handdoek. Ze verzamelt al haar moed en belt aan bij het huis links, er brandt nog een lichtje. Een klein spoortje smeer blijft achter op de bel.
Er doet een schriel mannetje open. Hij draagt alleen een overhemd dat tot halverwege zijn billen komt. Zijn benen zijn bloot. Ze zijn dun en wit. Het meisje kan er haar ogen amper van afhouden. Ze laat hem haar handen zien. Hij werpt een blik over haar schouder en ziet haar fiets die nog omgekeerd op het fietspad staat.
Hij aarzelt amper, laat haar binnen, draait de warmwaterkraan voor haar open.
«Gewone zeep helpt niet hoor,» zegt hij. «daarvoor heb je waspoeder nodig.»
Hij neemt een bekertje poeder en schudt een beetje in haar handen.
Wit poeder met blauwe bolletjes, ziet ze. Snel kleurt het schuim zwart. Ze spoelt haar handen en krijgt nog een beetje poeder van de man.
«Ja, dat waspoeder dat helpt wel. En ik kan het weten, want ik was mijn hele leven garagist.»
Er ligt een leven achter hem, zij heeft een leven voor haar. Vanuit haar ooghoek ziet ze een ziekenhuisbed in het midden van de woonkamer. Ergens tussen de lakens ontwaart ze een klein hoofd.
Ze spoelt haar handen nog een laatste keer. Hij laat haar uit.
«Heel erg bedankt, en ‘t spijt me dat ik stoorde vanavond.»
«Dat is graag gedaan, zo kon je toch niet verder fietsen.»
Alleen de randjes van haar nagels zijn nog zwart. Ze fietst naar het volgende dorp, haar gedachten bij de man en zijn zieke vrouw.

vrijdag, november 07, 2003

Lepeltje
Sinds ik met je wakker word
als in een la die leeg is
op ons tweeën na,
is wat er morgen komt
ondergeschikt aan
wat vandaag al is begonnen.
We gaan met een bepaalde
logica eerst af hoe wij
vandaag weer samenhangen.
Dat is jouw been, dit is
mijn rug, mag ik hem nu
van jou terug, en wat ik
verder zou verlangen
is dat we opstaan, en
ons leven vanaf hier
bevatten, met jou dan
naast mijn hart onder
mijn arm - ik hou
je tot vanavond warm,
totdat je slaapt en daarna
wakker wordt als in een la,
leeg op ons tweeën na.

Bart Moeyaert, Verzamel de liefde.

woensdag, november 05, 2003

Geuren:
- Gisteravond in bed, met mijn neus onder de dekens: chloor
(ik was gaan zwemmen)
- Vanmiddag, met mijn neus in een bosje bladeren: herfst
(ik raapte de mooiste bladeren)
- De hele avond, in mijn hele huisje: vlees
(ik at vlees vanavond)
- Voor ik begon te koken: frisse was
(mijn was hing te drogen)

Kappersverhaal
Er lachte een meisje naar me toen ik de kapperszaak binnenstapte. Ik herkende haar, en toch ook weer niet. Even twijfelde ik, maar ik ging toch maar naast haar zitten.
«Dag, ben jij Ellen of Veerle?»
Ik wist het niet meer, welke zus er hier naast me zat.
«Nee, ik ben Elke.»
«Oei, dan zat ik er wel heel ver naast, wat ben je erg veranderd! En wat lijk je erg op je zussen!»
Elke was 18 ondertussen, zeven jaar jonger dan Ellen, haar oudste zus. Ooit zat ik samen met Ellen in de klas, terwijl Elke een vriendin was van mijn jongste zus, ook 18. Toen ik Elke voor het laatst zag, was ze een meisje van 12, nu was ze bijna volwassen.
«Ik heb gehoord dat je een vriend hebt,» zei ze tegen mij.
Ik keek haar niet-begrijpend aan. Ja, ik heb een vriend, maar dat is geen nieuws, dacht ik. En waar zou zij gehoord hebben dat ik een vriend had? En toen wist ik het.
«Ha, maar ik ben Nele, niet L!»
Ze vergiste zich ook. Ze dacht dat ik mijn zeven jaar jongere zusje was…
«Jullie lijken ook heel erg op elkaar!»

dinsdag, november 04, 2003

Recyclage
«Ik ben van plan om een nieuwe zetel te kopen. Ik ben deze beubeubeu. Hij is niet mooi en hij zit niet goed.»
«Ooh, mag ik die dan? We hebben nog niets voor in ons nieuw huisje. Ik leg er wel een doek over ofzo. En zo slecht zit die toch niet?»
M. wiebelde eens op en neer.
«Ja, natuurlijk mag jij die dan!»
En zo gaat mijn zetel binnenkort naar zijn vierde eigenaar…

Vraagje
Waarom doet mijn teller het niet?

maandag, november 03, 2003

Winkel
Zaterdagmiddag, 1 november. In de hele stad is er welgeteld één supermarkt open. Die van Mama Lee.
Traag wandelde ik door de winkel. Ik was de enige klant. Ik had niet veel nodig, alleen iets om te knabbelen op de lange treinreis.
Het had iets surrealistisch, de winkel van Mama Lee. Alle diepvriezers waren leeg. Bij de versafdeling lagen enkel vreemde vruchten. De koelafdeling was nog vreemder: gepekelde en gedroogde dieren of vissen. Welke beesten het ooit waren, dat kon ik niet meer uitmaken. De stukken vlees waren zwart of grijs en hadden een onbepaalde vorm.
Er waren nog meer lege rekken. Mama Lee had wel wasproducten en chips en blikken groenten. Ik nam een pak koekjes uit het rek en keek naar de vervaldatum. December 2003, las ik. Ik keerde om en liep langs de rekken met drank naar de kassa. Overal waren lege gaten. Er stonden amper vier flessen cola.
Een zwarte man vroeg me in het Engels of het 1,29 of 1,39 Euro was voor het pakje koeken. Hij kon het niet zo goed lezen. « 1, 29, » zei ik en betaalde. Hij vroeg of ik een plastic zakje wilde, in het Frans. « Nee, » zei ik, « het gaat zo ook wel. »
Mama Lee maakte van het provinciestadje een beetje een grootstad. Een mislukte grootstad dan.
Maar onwillekeurig moest ik ook denken aan de halflege supermarkten in de voormalige Oostbloklanden.