TwweeT en de kleine dingen

maandag, maart 31, 2003

Telefoon
Ik studeerde in een tijd waarin de gsm nog geen gemeengoed was. Hij was er al wel, maar alleen voor verwaande rijkeluiskindjes. We konden ons niet voorstellen dat wij ooit druktelefonerend over straat zouden lopen. Nee, wij kenden alle telefooncellen in de hele stad, we wisten welke er stuk was, bij welke je niet terecht kon tussen zeven en negen wegens filevorming. Tijdens de spitsuren, dan moest je naar het station, gegarandeerd een vrije cel. Maar de telefoonwinkels, die waren het goedkoopst. Als je lang met je vriendje wilde bellen, dan was de telefoonwinkel de beste keuze.
Het was ook de tijd van de telefoonkaarten, van proton had ik in die tijd nog nooit gehoord. Je kocht een kaart met een mooie print en je belde. Tot de kaart op was, dan kocht je een nieuwe. De oude belandde in de vuilnisbak, of bij het mannetje. Als je voor de telefooncellen aan het station had gekozen, dan was de kans erg groot dat het mannetje er rondhing. Hij hield alle bellers nauwlettend in de gaten. Wanneer hij zag én hoorde dat het gesprek ten einde liep, spurtte hij naar de deur van je cel en nog voor je buiten was, had hij al gevraagd of je geen lege telefoonkaart had voor hem. Voor hem was zijn verzameling een full-time bezigheid.
Vandaag zag ik het mannetje weer. Aan het station, aan een schaarse telefooncel. Ik vroeg me af hoe het mannetje vandaag zijn dagen vult, in een tijdperk waarin proton en gsm de telefoonkaarten bijna helemaal verdrongen hebben.

Frisse bananenmousse
Pureer vijf bananen met het sap van 3 citroenen. Voeg drie eetlepels suiker toe. Laat een zevental gelatineblaadjes weken in koud water. Los ze op in een bodempje heet water. Voeg de oplossing bij de gepureerde bananen. Voeg enkele eetlepels magere yoghurt toe. Klop 2 dl. (magere) room luchtig en spatel die voorzichtig onder het bananenmengsel. Verdeel in kommetjes en laat opstijven in de koelkast.

Worst
Wist je dat een bloedworst (of pens) die je koopt in een Limburgse Colruyt-vestiging volgens een ander recept is bereid dan een bloedworst die in de rekken van een West-Vlaamse vestiging van dezelfde keten ligt?

zaterdag, maart 29, 2003

Wonderlijk
Wanneer je melk kookt, dan kweek je een zwarte bodem, in zeer snel tempo. Wanneer je daarna in dezelfde pot water kookt, dan komt er een bruine bodem los van de pot, met een dikte van één centimeter.
(Dit proces kan je herhalen zoveel je wil, maar ik beperkte mijn experiment tot twee uitvoeringen vandaag.)

vrijdag, maart 28, 2003

Haren
Soms wil ik wel weer lange haren. Vooral in een zomerse lente bekruipt mij dat gevoel wel eens. Dan wil ik mijn haren weer zachtjes voelen tikken op mijn rug als ik wandel. Of de zomerse bries in mijn gezicht voelen die alle haren naar achteren veegt. Of mijn moeder die mijn haren vlecht. Of natte lange haren, die langzaam droog worden in de wind. Of die zwiep in mijn haren bij elke trap, wanneer ik hard fiets. Of een lieve hand die een verdwaalde lok uit mijn gezicht strijkt. Maar ik denk niet dat ik het doe, mijn haar laten groeien. Ik denk dat de nostalgie groter is dan het verlangen.

Doos
Zoals elke avond zette zus L. haar brooddoos alvast klaar voor de volgende dag. Open stond hij op het aanrecht, klaar om de volgende ochtend gevuld te worden.
Maar toen ze de volgende ochtend een blik wierp in haar brooddoos, zag ze dat die al een beetje gevuld was. Drie dingen vond ze in haar doos: een spinnenlijk, een kanjer van een levende spin en een briefje. Op het briefje las ze: “Ik durfde ze niet dood of weg doen. Zus G.” Zus G. was de deur al uit.
Zus L. liep met haar doos naar buiten, kieperde ze om en waste ze zeer grondig af. Voortaan blijft haar brooddoos netjes gesloten in de kast ’s nachts.

woensdag, maart 26, 2003

Boek
Ik gluurde naast me. De man las een boek en maakte aantekeningen. Grijze letters met rode titeltjes en rode pagina-aanduidingen. Hé, dat boek ken ik, dacht ik. Ik probeerde één zinnetje te lezen om echt helemaal zeker te zijn. Mijn oog viel op het woord koolhydraten. Onmiddellijk wist ik het: Arm en rijk aan tafel, Scholliers. Een boek dat ik zelf zo vaak raadpleegde, waarvan ik zoveel voetnoten maakte, een boek waar ik een jaartje geleden thuis in was.
Meteen was mijn nieuwsgierigheid nog meer geprikkeld. Waarom las de man het boek? Een boek voor geïnteresseerden, voor onderzoekers. Waarover zou de man werken? De vraag lag op mijn lippen. Ik stelde me voor hoe hij zou reageren wanneer ik het hem zou vragen. Hij zou misschien blij zijn dat iemand geïnteresserd was in hem en zijn werk. Of hij zou me een arrogant meisje vinden, dat helemaal niets te maken kon hebben met zijn belangrijk onderzoek. Ik zweeg en keek stilletjes naar het boek.

Taal (2)
"Met verkleefde gevoelens,"
Toegegeven, de eerste keer dat ik dit las, maakte ik vreemde associaties. Maar ondertussen heb ik al zoveel verkleefde groeten gelezen, dat het me niet zou verbazan, wanneer ik mijn volgend mailtje zou ondertekenen met "verkleefde groeten, Nele."

dinsdag, maart 25, 2003

Kijk
Ik weet het. Ik heb de gewoonte om mensen te observeren en te bekijken. Ja, ik kleed de mensen om me heen helemaal uit. In gedachten dan. In de trein, in de winkel, op straat, op café, overal kijk ik. Ik heb er zo mijn truckjes voor. Meestal doe ik het onopvallend, de keren dat ik een geërgerde blik terug kreeg, zijn zeldzaam. Ik ben meester-observeerster.
Gisteren werd ik geconfronteerd met een studente-observeerster, ze had nog maar weinig vorderingen gemaakt. Vanuit mijn ooghoeken zag ik dat ze me eerst aanstaarde en vervolgens van kop tot teen opnam. Ik werd er heel erg ongemakkelijk van. Het was net mijn beurt in de winkel, amper kreeg ik gezegd wat ik wilde tegen de winkeljuffrouw. Toen ik mijn hoofd naar de observeerster toe draaide, keek ze niet weg, nee, ze lachte me toe en keek verder. “Ooh, ik dacht dat ik je kende, maar toen ik je stem hoorde, wist ik dat je het toch niet was,” bracht ze uit. Zelfs dan moet je discreet kijken! En nee, ik kende haar niet, in de verste verten niet.

Perron (3)
Het meisje stond in de trein, de jongen op het perron, vlak naast de trein. Zij was een beetje een seutje, lang, ros haar, in een paardenstaart met een frou-frou. Ze had een smal gezicht, een bleke huidskleur en droeg een bril. Hij was best wel een knappe jongen, meer erg verlegen.
Het meisje boog zich voorover en wilde de jongen kussen. Net op dat ogenblik kwam er een man aan die door de deur waarin het meisje post had gevat, de trein op wilde stappen. De deuropening was te smal om naast het koppeltje op te stappen. Het meisje ging achteruit en liet de man door. Ze boog zich opnieuw voorover. Maar toen kwam ik eraan. Ook ik wilde door die deur naar binnen. Opnieuw deed het meisje een stap naar achter. Daarna ondernam ze weer een poging om de jongen te kussen.
Nog zeven minuten hadden ze voor de trein zou vertrekken. Er zouden nog vele kus-pogingen volgen.

frou-frou
/frufru/ (het) [1901-1925 'ritselende kleding' Fr. (geritsel)] 1 (g.mv.) vertoon van ritselende (kanten of zijden) onderkleren 2 (g.mv.) pony, ponyhaar 3 (-s) zekere soort van biscuit met crème au beurre erin.

maandag, maart 24, 2003

Taal
De hele tijd spelen we woordspelletjes. “Tas” – “Kop!” “Zetel” – “Bank!” “Gozer” – “Jongen!” – “Smerig” – “Klerezooi!”
Af en toe vallen we stil. Dan ontdek ik dat ik geen synoniem heb voor “mispeuteren”. Ik wist helemaal niet dat mispeuteren “Belgisch Nederlands” is.
Taal doet mij twijfelen, steeds meer.

vrijdag, maart 21, 2003

Eend
Esther en eend zijn onafscheidelijk, zelfs nu Esther bijna 18 is. Ze slapen samen, gaan samen naar school en weten alles van elkaar. Eend en Esther zijn de beste vriendinnen. Wanneer Esther verdriet heeft, is er niemand die haar zo goed kan troosten als eend. Dan drukt Esther eend dicht tegen zich aan, zodat ze de zachte stof tegen haar gezicht voelt. Haar rechterduim stopt ze in haar mond. Zo komt Esther helemaal tot rust.
Maar ook de leuke dingen weet eend allemaal. Esther vertelt haar over de uitstapjes met haar vriendinnen, over haar successen bij de rope-skipping en de goede punten op school. Ook over de stille verliefdheid van Esther weet eend alles.
Er is één ding dat Esther niet vertelt aan haar eend. Eén groot stil verdriet. Wanneer ze eraan denkt, streelt ze eend zachtjes over haar rug. Haar ogen dromen weg en ze wordt helemaal stil.
Volgend jaar wil Esther verder zonder eend. Dan gaat ze op kot, en zal ze écht te groot zijn voor eend, vindt ze. Maar nu nog niet, nu zijn Esther en eend nog even onafscheidelijk.

Perron (2)
Het was druk op het perron, het was spitsuur en de volgende trein naar A. was in aantocht. Ergens stond een man te praten tegen zijn gsm. Hij klemde het toestel tussen zijn oor en zijn linkerschouder. De man vertrok zijn gezicht van de pijn. Zijn ogen had hij helemaal toegeknepen. Het was niet het gesprek dat hem die pijn bezorgde, nee, daarvoor zorgde zijn vriendin. Zij neep een puistje uit aan zijn rechterwang. Zomaar, midden op het perron.

donderdag, maart 20, 2003

Douche
Er stond een klein meisje onder de douche. Ik schatte haar zeven jaar, maar ze zou ook tien kunnen zijn. Ze leek een beetje op een gewond vogeltje. Heel erg mager, een te klein hoofd, grote donkere ogen en een badpak dat haar niet paste. Het meisje stond een beetje voorovergebogen, met de handen op de rug. Ze was het kind dat zich altijd alleen in een hoekje terugtrok en keek naar de andere kinderen, niet speelde. De andere kinderen speelden ook niet met haar, voor hen was ze lucht, ze begrepen het verdriet in haar ogen niet. Ik ook niet, maar ik zag het wel.
Omdat ook onder alle andere douches een kind stond, vroeg ik aan het vogeltje of ik eventjes bij haar onder de douche kon. Het mocht. Even stonden we samen onder de douche. “Wat is het water warm, ik verbrand me bijna.” Ze lachte schuchter. Ik dook het zwembad in.
Toen ik me veertig minuten later, na mijn zestig lengtes, opnieuw wilde douchen, stond het meisje er nog steeds. Al die tijd had ze er gestaan. Alsof haar lichaam warmte moest opslaan om de komende week door te komen.

woensdag, maart 19, 2003

Student
Toen ik vanmorgen naar mijn werk liep, zag ik mensen waarvoor dinsdagavond nog steeds niet afgelopen was. Uitgedost in de kleuren van hun studentenclub, liepen ze zingend door de straten. Ze waren zich wel bewust van hun aparte status. Voorbijgangers wensten ze een goede morgen, en beleefd vroegen ze of alles goed was. Twee jongens wensten me zelfs een goede werkdag, terwijl zij op weg waren naar hun bed. Jaloers op hun nacht en hun toestand was ik niet, maar ik wilde ook wel nog enkele uurtjes onbekommerd slapen.

dinsdag, maart 18, 2003

Klinkt leuk
- het zingen van de trein op de rails, lang voor je hem echt kan zien,
- lieve woordjes, dicht tegen je oor,
- de slappe lach van L.
- je vingers die snel over het toetsenbord bewegen, wanneer de letters zonder moeite uit je vingers stromen.

Perron
Achter me hoorde ik iemand zijn keel schrapen. Vlak naast me plofte een witte substantie op de grond. Bah, welke viezerik doet dat nu, dacht ik. Mijn gedachten waren nog niet koud, of de persoon in kwestie wendde zich tot mij. “Is thies thze trein too Toernhoot?” vroeg een vrouw van dertig. Ik stond versteld. Sinds wanneer spuwen vrouwen – jonge vrouwen – ook op de grond? Afschaffen moesten ze het, voor vrouwen én mannen. “No, it's not the train to Turnhout."

Pijn
"Waar doet het pijn?"
"Hier," zei ik, en ik wees naar mijn arm, of naar mijn been, of naar mijn buik.
"En hoe voelt het?" vroeg mijn moeder.
"Geel," antwoordde ik, of "blauw," en soms ook "rood." Rood was de ergste pijn, rood deed heel veel pijn.
Ik wist heel goed hoe ik pijn moest beschrijven. Maar mijn moeder wist vaak niet wat ik bedoelde, en de dokter nog veel minder. Maar ik voelde écht blauw, of geel of rood.

maandag, maart 17, 2003

Meisje
"Aan het verlaten voetbalterrein werd het lichaam van het meisje (28) gevonden." Ongeveer zo stond het in de krant dit weekend.
"Een jonge vrouw van 23 werd het slachtoffer van..." hoorde ik op de radio.
Telkens als iemand die net zo oud of jonger is dan mij "vrouw" genoemd wordt, kijk ik even verwonderd op. Mij mogen ze gerust een meisje van 24 noemen, wanneer de media daar ooit behoefte aan zou hebben. Ook op mijn achtentwintigste mogen ze mij nog "meisje" noemen. Toch vind ik het gek, dat bericht in de krant. Waarom bepaalt een journalist of iemand meisje of vrouw is? Een objectieve leeftijdsgrens is er duidelijk niet in journalistieke middens. Maar misschien had het meisje van 28 de wil uitgesproken eeuwig als "meisje" beschouwd te worden.

vrijdag, maart 14, 2003

Grezzelen
Er zat een spin in het hoekje van het plafond, zag ik. Het was een grote, bruine spin met lange voorpoten. “Moeke, er zit een spin.” Het was haar taak de spin goedschiks of kwaadschiks te verwijderen. Mijn vader was niet thuis, en ik had er geen zin in. “Wil jij die niet dood doen?” vroeg ze me. “Nee, dat doe ik bij mij thuis wel, hier niet, ik woon hier niet meer.” Dinsdagavond zat nog te vers in mijn geheugen. Ik lag nog maar net in mijn bed, het nachtlampje was nog aan, toen ik recht boven mijn hoofd een grote spin ontwaarde. Met enige tegenzin heb ik ze vakkundig verwijderd.
Mijn moeder zuchtte. Ze klom op een keukenstoel, keukenrol in de aanslag. Ik zag dat ze grezzelde. Het was ook een vieze spin. Maar ze overwon haar afkeer en plofte vastberaden haar hand in de hoek. “Ik hoor het kraken, dan zal het wel goed zijn, zeker.” De dood van een spin.

Auto
Er stond een wagen geparkeerd voor het gebouw, een kleine Opel Corsa, niets speciaals. Maar op de hoedenplank lag een bijzonder voorwerp. Op de plank strekte een volledige menselijke wervelkolom - inclusief bekken-botten - zich uit. Mooi maar macaber.
Het was de auto van een seriemoordenaar die zijn trofeeën overal mee naartoe nam, fantaseerden we. Maar we hadden het mis. Op de voorruit kleefde een papiertje, het was de auto van een dokter. Hij wilde vast zijn studiemateriaal altijd bij de hand hebben. Maar het kon natuurlijk nog steeds een dokter-seriemoordenaar zijn.

Inspiratie
"Weet jij nog iets waarover ik kan schrijven? Kan je me een beetje inspiratie geven?"
"Hé, nee, dat wil ik helemaal niet. Ik vind het verrassingseffect net zo leuk. Ik wil helemaal niet weten waarover jij gaat schrijven."
"Bedankt."

Grappig woord
grezzelen

Sarah (vervolg)
En toen was Wim daar. Zomaar, op een avond stond hij voor haar deur. Sarah schrok, ze kreeg nooit bezoek, ze had zelfs geen naamkaartje aan haar deurbel. En toch had hij haar gevonden. Hij was naar haar ouders geweest, zei hij, hij had hen gevraagd waar ze nu woonde.
Ze kende Wim al lang. In de lagere school zaten ze samen in de klas. Hij woonde bij haar in het dorp. Maar vrienden waren ze nooit geweest, voor haar was Wim één van de decorstukken uit haar oude dorp. Hij hoorde erbij, hij was er altijd geweest, maar eigenlijk kende ze hem niet.
“Maar waarom ben je hier?” vroeg Sarah.
“Ik wilde je spreken, ik moest je zien,” antwoordde Wim.
Sarah vond het vreemd, maar besloot hem toch binnen te laten. Wim installeerde zich comfortabel in haar enige zetel. Zij schoof een keukenstoel dichterbij. Ze ging op het puntje van haar stoel zitten. Ze had hem best wat te drinken willen aanbieden, maar kraantjeswater en melk was het enige dat ze in huis had. Dat durfde ze niet voorstellen. Ze wiebelde heen en weer.
“Hoe gaat het met je?” vroeg Wim.
“Eh, goed.”
“Wat doe je nu? Waar werk je?”
“Op de bank.”
“En wat doe je daar? Vind je het een beetje leuk?”
“Het gaat wel.”
“En hoe bevalt het alleen wonen je? Krijg je het een beetje voor elkaar? Ben je niet te eenzaam?”
Sarah voelde zich erg ongemakkelijk. Zoveel woorden had Wim nog nooit tegen haar gesproken op één avond.
“Wim, ik wil niet onbeleefd zijn, maar waarom stel je me zoveel vragen? En waarom heb je me opgezocht?”
“Ik zei je toch al dat ik je wilde zien.”

donderdag, maart 13, 2003

Vraag
Slaap ik licht omdat ik veel droom, of droom ik veel omdat ik licht slaap?
Ik weet wel dat ik droom van een diepe, droomloze slaap.

woensdag, maart 12, 2003

Dieet
Wegens een operatieve ingreep kan mijn logé niet bijten, ook warme dranken zijn verboden. Ze leeft al enkele dagen op een dieet van yoghurt, botermelk, melk, chocomelk en fruitpap. Maar gisteren was het een grote dag. Voor het eerst mocht ze lauwe dingen eten, lauwe dingen die niet gebeten hoeven te worden. Twee mogelijkheden werden toegevoegd aan haar menu: soep en puree.
Het werd: lauwe witloofsoep en wortelpuree, met veel kaas en flink gekruid. Ze was erg blij met deze uitbreiding van het menu. “Maar,” bekende ze, “ik heb vandaag ook al iets anders gegeten, chocolade.”
Ik stond versteld. “Hoe kan je chocolade eten zonder te bijten?”
“Gewoon, het was een paaseitje, ik heb het laten smelten op mijn tong.”

dinsdag, maart 11, 2003

Sarah
Sarah was niet echt gelukkig. Ze had weinig vrienden, deed weinig leuke dingen, had een hekel aan school en was kwaad op zichzelf en de hele wereld. Ze voelde zich allerminst goed in haar vel.
Maar dat zou snel veranderen. Binnenkort, wanneer ze eindelijk weg kon uit het dorp, wanneer ze eindelijk op eigen benen kon staan, wanneer ze nieuwe mensen zou ontmoeten, dan zou het geluk haar toelachen. Soms verlangde Sarah zo erg naar die tijd dat het pijn deed.
En Sarah trok weg uit het dorp. Ze bouwde een nieuw leven op, helemaal van haar. Ze zocht werk in een grote stad, huurde er een klein studiootje, deed voortaan haar was zelf en zocht nieuwe mensen op. Sarah vond het spannend, maar het maakte haar ook bang en onzeker. Ze vond het vermoeiend om haar povere huishouden te combineren met haar saaie job. Maar Sarah lachte altijd. Ze wilde aardig gevonden worden. Ze wilde vrienden maken. Ze wist niet dat aardig zijn het allervermoeiendst was.
Sarah was niet gelukkig. Maar dat kwam wel in orde, dacht ze. Wanneer de mensen haar aardig vonden, wanneer ze vrienden had.
Ze deed haar best.

maandag, maart 10, 2003

Overigens
Bezoeker nummer 20.000 is onderweg... (Net zoals bezoeker nummer 25.000 trouwens, maar die zal er nog wel een ietsiepietsie langer over doen.)
Al is dit alles zéér relatief natuurlijk.

Huis
Het heeft wel iets, vind ik, in een oud huis wonen. Een huis met een verleden. Een huis waar mensen geslapen, geleefd, gegeten, gespeeld en gevreeën hebben. Een huis waar gevloekt , getierd en geminnekoosd is. Een huis waar mensen geboren werden, waar mensen dood gingen. Een huis dat gebouwd, verbouwd, gerestaureerd en weer verbouwd is.
Ooit woonde ik in zo’n huis. Het huis had zelfs een naam: “Het tiende gebod”. Een abdij liet het huis in de loop van de zestiende eeuw bouwen. Het was een mooi huis, erg groot en statisch. De plafonds waren nog steeds van hout, de trap wentelde zich naar boven, en werd steeds steiler en smaller. In de kelder kon je de tongewelven nog zien. Ik was weg van het huis en zijn verleden.
Terwijl ik in mijn bed lag, dacht ik aan de mensen die ooit naar hetzelfde plafond staarden, mensen met hele andere zorgen, gelukkige en ongelukkige mensen. Vrouwen met ruisende rokken, deftige mannen én hun personeel (daarvoor was er achteraan trouwens een apart klein huisje gebouwd), winkeliers en studenten. Ik vroeg me af hoeveel kinderen er geboren werden in dit huis en hoopte maar dat er niemand gestorven was op de plaats waar ik twee jaar lang sliep.

Deur
De man wilde de binnendeur van de trein sluiten. Hij was vastberaden. Met al zijn kracht oefende hij druk uit op de handvaten. Hij werd er zowaar een beetje rood van. Maar de deur bleef open. Hij gaf niet op, nog een keer probeerde hij de deur te sluiten. Tientallen mensen bekeken het schouwspel. Maar uiteindelijk bleek zijn sanitaire nood toch hoger te zijn. Nog voor hij in de toiletruimte verdwenen was, sloot de deur zich. Automatisch.

zaterdag, maart 08, 2003

Deksel
De man liep vastbraden door de straat. Voor een schijnbaar willekeurig rijhuis hield hij plots halt. Hij boog zich voorover en schreeuwde iets onverstaanbaar - want Arabisch - door het kelderdeksel. Hij kreeg nog antwoord ook. Ik fronste mijn wenkbrauwen en fietste voort.

vrijdag, maart 07, 2003

Pak
Er zat een deftige man naast me in de trein. Hij was niet alleen deftig, hij was ook gewichtig. Dat zag je aan zijn nette pak, aan de nonchalance waarmee hij bewoog, waarmee hij zijn laptop bovenhaalde en telefoontjes pleegde. Hij belde zijn secretaresse om een meeting van maandag te verplaatsen, hij bracht verslag uit over de afgelopen bijeenkomst, hij vroeg hoe het aan het thuisfront stond, hij gaf opdracht een mailtje te sturen naar de "unit" om een nieuwe vergadering te beleggen.
Maar ook zijn pak verraadde hem, het was piekfijn, donkerblauw met een modieuze das. Er was geen enkel stofje, kreuk of vlekje te bespeuren. Zijn schoenen maakten het beeld volledig, ze straalden zo erg, dat de zonneschijn van vandaag er bij in het niets viel.
En toen deed hij iets onverwacht. Iets dat ik nooit zou durven, wanneer ik mijn deftige pak aanheb. Hij nam een wit papieren zakje. Hij toverde een hamburger tevoorschijn, compleet met ketchup en ajuin. Zonder één foutje at hij hem op, zijn pak bleef ongedeerd. Dat zou mij nooit lukken.

donderdag, maart 06, 2003

Fijn
Je lege pak koekjes in de vuilnisbak willen werpen en merken dat er nog eentje in het pakje zit.

Wanneer ik het niet meer vind in de wereld
niet in dit woord, niet in liefde,
laat mij dan donker worden als de zee 's nachts
laat mij dan uitgaan als een vuur in de regen.

Want dan zal ik zozeer hebben gefaald
dat ik mijzelf geen mens meer mag noemen.
Laat mij dan alleen maar een dode zijn
in het slechte gezelschap van zijn laatste gedachten.

Ik heb altijd wel willen leven,
maar wat is dat zonder de warmte
van een hartslag in liefde of meer zelfs,
wat is dat wanneer men zichzelf niet loslaat?

Wanneer ik het niet meer vind in een woord,
niet in een vrouw, niet in mijn wereld,
laat mij dan een koude dode zijn,
zwervend langs het winterse strand van die dood.

Hans Andreus

woensdag, maart 05, 2003

Woord
Toen ik nog klein was, verbaasde ik mij regelmatig over de vreemde woorden die de buren gebruikten. Na een tijdje verstond ik ze wel, maar geen haar op mijn hoofd dat er aan dacht om aardbeien jeirbezen te noemen. Ook een deken bleef voor mij een deken en zou nooit een suize (maar die ui klinkt bijna als een doffe e) worden. Alleen een menke, dat kreeg ik wel over mijn lippen. Er was gewoon geen beter woord voor, een menke was een menke, en niets anders.

Droom
Ik droom trieste dromen. De mensen in mijn dromen zijn teleurgesteld, verdrietig en geprikkeld. Elke morgen verbaas ik mij over de hoeveelheid tranen die vergoten zijn tijdens de voorbije nacht. Nooit ben ik degene die tranen vergiet, altijd zijn het de mensen uit mijn omgeving. Maar ik word er niet vrolijker van.

dinsdag, maart 04, 2003

Vlecht
E. en ik hebben iets met elkaar. Maar na al die jaren weten we nog steeds niet wat het is. We zijn geen “beste vriendinnen”, zelfs vriendinnen kan je ons amper noemen. Maar telkens opnieuw komen we elkaar tegen, telkens opnieuw vervlecht mijn leven zich heel even met het hare, om daarna opnieuw een hele andere koers te varen. We gingen als veertienjarigen samen naar Zwitserland, we zaten jaren later samen in de klas en weer jaren later volgde ik één vak aan de faculteit waar E. studeerde, en zaten we opnieuw samen in de klas. En nu, weer jaren later, pendelen we samen van M. naar L.
Maar het meest rare aan ons zijn niet die steeds weerkerende toevallige ontmoetingen. Nee, het rare zijn de mensen, de mensen die getuige zijn van die verschillende ontmoetingen. Heel verschillende mensen – leerkrachten, proffen, studiegenootjes, leidsters, klasgenoten – reageren identiek. Ze verwisselen ons allemaal en telkens opnieuw: E. noemen ze Nele en mij noemen ze E. Maar we lijken niet op elkaar, alleen onze blonde haren, die hebben we gemeen.

Beer
De man droeg een grote beer. Je zou denken dat de man te groot was voor een beer, – dat was ook zo – maar eigenlijk was de beer te groot voor de man. De man kreeg de beer amper getild, de beer stak met kop en schouders boven hem uit. Gelukkig moest de man de beer niet ver dragen. Hij installeerde de beer voor zijn winkel, waar de beer aan zijn dagtaak kon beginnen: mensen warm maken voor Engelse specialiteiten en snuisterijen. Het was namelijk een echte Engelse beer.

maandag, maart 03, 2003

Slaap
Elf uur, ik ga slapen. Tien na elf, ik denk na over het voorbije weekend. Ik ben klaarwakker. Kwart over elf: ik draai en keer maar word niet moe. Twintig voor twaalf: ik voel me langzaam verglijden in een diepe slaap. Ik lig op een vlot, in een oneindig meer. Ik drijf zachtjes vooruit, mijn hoofd eerst. Het lijkt alsof mijn benen kilometers van me verwijderd zijn. Ik denk, “dit gaat goed, zo meteen slaap ik.” Vijf voor twaalf: Ik ben opnieuw klaarwakker. Ik zet de radio aan, nieuws meepikken. Tien over twaalf: radio terug uit. Twintig over twaalf: toiletbezoek. Vijfentwintig over twaalf: het nachtlampje gaat aan. Ik neem mijn boek en lees vanaf pagina 23. Op pagina 35 voel ik me te moe om nog aandachtig te kunnen lezen. Kwart voor één: lichtje gaat uit. Eén uur: ik woel en woel. Twintig over één: ik kijk zuchtend naar mijn wekker. Vier uur: ik schiet wakker, een nare droom. Achtentwinig over zes: wekker en wakker. Kwestie van uitgerust aan een nieuwe werkweek te beginnen na vijf dagen vakantie.

zaterdag, maart 01, 2003

Naam
"Ik ben je naam vergeten," zei hij, "maar ik zal raden."
"Marjanne, Kirsten, Ellen, Kathleen?"
"Lea, Magda?"
"Annelies?"
"An?"

Bezoek
Er stond een vrouw voor mijn deur, toen ik terugkwam van de bibliotheek. Ik kende haar niet. Ze kon de jongere zus van mijn grootmoeder zijn. Blond gepermanent haar, klein, een streng én vriendelijk gezicht. Ze droeg een aantal boekjes in haar linkerhand. Ik had geen idee wat ze aan de man probeerde te brengen. Maar ik had er geen zin in en reed mijn voordeur voorbij.