TwweeT en de kleine dingen

dinsdag, december 30, 2003

(T)huis
En dan ben je alleen, alleen in het huis dat je goed kent, waar je al veel vaker was. Maar nooit alleen.
Je ziet dingen die je nog nooit zag. Je hoort geluiden die je nooit eerder vermoedde. Je twijfelt. Kan ik die theepot gebruiken? Of moet ik een andere nemen? Je dronk er al honderden keren thee.
Je loopt doelloos door de kamer. Je voelt je onwennig, niet thuis in het huis waar je al zo vaak thuis mocht komen.
Je wacht tot de mensen bij wie je waar dan ook thuis mag komer, er weer zijn. Zonder hen is het huis als een oude jas waarin je verdrinkt, zonder je er goed in te voelen.

maandag, december 29, 2003

Stem
Hij zat achter me, de liefste stem die ik ooit hoorde. Hij klonk zacht, belangstellend, krachtig, met de juiste intonatie en het juiste accent. De stem sprak in een mobieltje over het wonderbaarlijke aan een treinreis. Hij bekeek zijn land met andere ogen, zei hij. Hij vertelde dat hij er vanavond om acht uur zou zijn en dat hij moe was, van de spanning had hij erg slecht geslapen. Maar de stem luisterde ook goed. Hij vroeg hoe het met haar was, hoe haar dag begonnen was.
Het was een stem om verliefd op te worden. Onmiddellijk, meteen, nu.
Ik hield me in en keek niet achterom. Ik fantaseerde liever. Over zachte handen en lieve ogen. Over krullend haar en een lach op zijn gezicht.
Toen de trein was waar ik moest wezen, pakte ik mijn spullen en keek naar de man op de stoel achter me. Ik zag een man die achterover gezakt lag te slapen. Zijn mond stond een beetje open, hij had een onderkin en een zware stoppelbaard. Ik zag oordopjes en ooglapjes. Slierten haar plakten aan zijn hoofd. Ik wendde me af en stapte uit.

Groot
Mijn zeven jaar jongere zus komt naast me staan. Ze heeft schoenen aan, ik niet.
"Pfff," zucht ik, "zo ben je echt wel veel groter dan ik."
"Neleke, ik ben A-L-T-I-J-D al groter dan jou geweest."
Het zal wel wezen...

dinsdag, december 23, 2003

Vroeger
Vanmorgen zag ik hem op de trein. Ik moest wel drie keer kijken, maar het was hem, mijn leraar Engels en Nederlands van jaren geleden. Er moest iets ergs gebeurd zijn in zijn leven, iets waardoor hij de pedalen volledig kwijt was. Zijn dochtertje had een ongeluk gehad, of hij had zware financiële problemen, of zijn vrouw had een ander en was bij hem weg. Dat laatste maakte nog de grootste kans. Dacht ik, ik wist het niet.
Ik kende hem als een verlegen, onopvallende man, die weinig uitstraling had. Ook aan gezag had het hem meermaals ontbroken. Hij was te braaf, te goed voor achtentwintig pubers op een kluitje én voor deze wereld. Toen we naar Londen vertrokken met de hele klas, nam hij afscheid van zijn vrouw, een beetje onhandig, maar erg liefdevol. Hij sloeg zijn arm om haar schouders en kuste haar op haar voorhoofd. Zij keek hem alleen maar aan en bleef nog lang naar de wegrijdende bus zwaaien. Af en toe vertelde hij in de klas over zijn twee kinderen. Hij leek het perfecte voorbeeld van een «sloef», maar een sloef die gelukkig was als sloef. Zijn leven zou zachtjes voorbijglijden als brave leraar en brave huisvader, en hij zou het niet anders willen.
Maar het leven had iets anders voor hem in petto zag ik vanmorgen. Zijn ogen stonden diep in hun kassen. Grijs, dat was de enige kleur waarmee ik zijn gezicht kon beschrijven. Hij droeg nog steeds dezelfde jas als acht jaar geleden. Maar zijn haren brachten me nog het meest in de war: in lange, onverzorgde slierten reikten ze naar zijn schouders. Vooraan kleurde het grijs, hoewel hij nog niet zo oud kon zijn.
Wat had het leven hem aangedaan? De hele dag voelde ik twee doffe, donkere ogen naar me kijken. Ogen die een groot verdriet verborgen.

vrijdag, december 19, 2003

Cadeau
Al twee nachten zijn we onafscheidelijk nu, mijn verjaardagscadeautje dat ik woensdagavond kreeg en ik. Voor ik echt ga slapen, terwijl ik nog enkele bladzijden lees, mag het in de holte tussen mijn buik en benen liggen, dicht tegen me aan. Daar houdt het cadeautje wel van. Af en toe hoor ik het knisperen van genoegen. En ik, ik geniet er misschien wel nog meer van. Wanneer de letters op het blad beginnen te dansen voor mijn ogen, knipper ik het lichtje naast me uit. Ik draai me op m’n rug en druk het cadeau dicht tegen me aan. Langzaam gaat het op en neer, ik voel me helemaal warm worden vanbinnen. Het is zo heerlijk om samen met het cadeau te slapen. Wij worden de dikste vrienden deze winter, mijn kersenpitkussen en ik.

donderdag, december 18, 2003

Lucht
“Nee, het raam kan niet open. Alleen zo’n heel klein beetje.”
Het stonk in de kamer en het was er veel te warm. Het liefst wilde ik hem en mij voorzien van een beetje frisse lucht. Het mocht niet. Ik pufte en probeerde zo weinig mogelijk door mijn neus te ademen. Na een tijdje wende ik aan de zuurstofarme omgeving. We praatten, overlegden en brainstormden. Het leidde nergens toe. Hij pelde zijn mandarijn en at de partjes één voor één op.
“Nu moet ik het raam toch open doen. Ik kan die pellen hier niet in het vuilbakje doen, dat gaat stinken.”
Hij haalde alles van zijn venstertablet, opende het raam en mikte de pellen weloverwogen in de binnentuin drie meter lager.

Gezocht
Eén originele, goed-bekkende combinatie van de woorden zorg, mensen, band, betrokken, hulp, voorspoed, verbonden, samen of gezondheid.

Licht
Het was donker, en koud gisteravond. Ik fietste naast het water naar huis. Mijn dynamo zoemde in de stilte. Ik was helemaal alleen, geen auto’s, geen verkleumde wandelaars en ook de kajakkers zaten warm binnen.
Voor me uit danste mijn lichtje. Het was lang niet het enige lichtje. Links kleurden honderden lampjes ramen, bomen en daken feestelijk naar kerst. Boven me flonkerden heldere sterren en rechts van me zag ik duizenden lichtjes weerspiegeld in het inktzwarte water. Het pad zonder straatverlichting bezorgde me een heldere avond. (En de koude zorgde voor een helder hoofd.)

dinsdag, december 16, 2003

Compliment
"Kom jij misschien van onder de rivieren?"

maandag, december 15, 2003

25
"Echt oud nu hoor."
"Een kwarteeuw."
"Dat gaat naar de dertig hé."
"Moest je een auto zijn, je zou al een old-timer zijn."

donderdag, december 11, 2003

In opdracht
Het bleek niet zo makkelijk te zijn. Telkens maakte ik er cliché-verhaaltjes van. Uiteindelijk greep ik terug naar een oud verhaaltje en bouwde het helemaal om. Het moest immers onder de titel passen...

Café "De Verbeelding"
“Gaat dat niet te ver?” vroeg hij.
“Nee, ik moet het gewoon doen, ik heb zelfs geen keuze. Het is alsof waar ik ook ga, ik daar ooit terecht zal komen.”
Peter had Theo nog nooit op die manier horen praten. Hij kende hem als een nuchtere man die dag in dag uit klinkers legde, ’s avonds thuis kwam, zijn vrouw op haar voorhoofd kuste en zijn benen onder de tafel schoof. Een leven zonder tierelantijntjes en zonder vuur. Maar nu fonkelde er een lichtje in zijn ogen. Met zijn grote, verweerde handen onderstreepte hij elk woord dat uit zijn mond rolde.
“Je wilt je pantoffels terug.”
“Neenee, die heb ik al terug, die stonden ’s morgens nog op het plein. Ik word er naartoe gezogen. En ik wil er zelf ook zo snel mogelijk naartoe. Man, het was zo heerlijk.”
“Heb je écht niet gedroomd? Suzanne heeft je pantoffels gewoon door het raam gegooid.”
Theo keek zijn vriend boos aan. Hij wist wel dat het allemaal wat ongeloofwaardig klonk, maar was er zeker van geweest dat Peter hem wel zou begrijpen. Voor zover hij wist las Peter al heel zijn leven boeken over kruidenmengsels, yoga en al die bovenaardse dingen. Theo kon die dingen zelfs geen naam geven, het had hem ook nooit geïnteresseerd.
“Gewoon? Alsof ze dat zou doen.”
Dat wist Peter ook wel. Hij wilde zijn vriend een beetje op stang jagen. Die flikkering in zijn ogen beviel hem wel.
Opnieuw vertelde Theo het verhaal van drie nachten geleden. Hoe hij midden in de nacht muziek hoorde op het plein beneden. Hoe hij er naartoe gezogen werd.
“Ik kon gewoon niet in bed blijven liggen. Dat was onmogelijk. Alsof ik dat elke nacht doe, trok ik mijn kamerjas aan en stapte in mijn pantoffels. Ik keek nog één keer naar Suzanne en deed de deur achter me dicht. Op het plein volgde ik de noten, ik voelde het geluid aanzwellen. Aan de overkant, je weet wel, aan het plantsoen, daar zag ik hen.”
Peter knikte. Hij stelde zich het plantsoen voor, zo’n vijftig meter van het appartement van Theo en Suzanne.
“Er zat een jongen accordeon te spelen. Een meisje tolde om haar as. Haar witte jurk bolde helemaal op. Ik keek en keek. Ik weet het niet, maar de muziek had iets weg van een snelle wals. Het kon ook iets anders zijn. Ik zorgde ervoor dat ik net buiten de lichtcirkel bleef van de lantaarn die zij als spot voor hun podium hadden uitgekozen.”
“En toen zag die jongen mij. Maar hij bleef doorspelen. En ik bleef kijken. Ik weet niet hoe lang ik daar gestaan heb, maar ik verroerde geen vin. Zo maar, opeens, pakte het meisje me bij m’n pols. Ik dacht dat ze me niet had opgemerkt, ze was geen moment gestopt met draaien. Het wit van haar ogen had ik niet gezien. Maar ze liet me geen tijd om me daarover te verbazen. Ze nam mijn schouders vast en nam me mee in haar omwentelingen.”
“Zo.”
Hij legde zijn twee handen op de schouders van Peter en kneep er hard in.
“Ik draaide en draaide, ik voelde niets van de wereld. Ik denk dat ik mijn pantoffels toen verloor, maar daar ben ik zelfs niet zeker van. En weet je wat het gekste is?”
Hij liet Peter geen tijd om te antwoorden, hoewel Peter het antwoord al wist. Het was niet de eerste keer dat hij het verhaal hoorde.
“Ze zei geen woord. Ze keek me niet aan. En toch voelde het perfect. We voelden alles wat we van elkaar moesten weten.”
Even staarde Theo in het niets. Alsof hij haar handen weer op zijn schouders voelde.
“En opeens was het gedaan. Op hetzelfde moment stopte de jongen met spelen en stond het meisje stil. Samen liepen ze weg, de nacht in. Nog even keek ik hen na, maar al snel ging ik naar huis en kroop terug mijn bed in. Ik viel onmiddellijk in slaap. Het leek nog alsof er niets bijzonders was gebeurd, alsof ik elke nacht dans met een meisje in een witte jurk.”
“Maar wanneer je ’s morgens je pantoffels niet vond, besefte je dat je iets bijzonders had meegemaakt.”
Peter vond het een wonderlijk verhaal, maar dat het Theo zo veranderd had, verbaasde hem nog het meest. Hij praatte zelfs alsof hij een volleerd dichter was. Als dichters ooit volleerd kunnen zijn tenminste.
“Ja, en ik besefte ook dat ik het opnieuw moet meemaken. Daarom wil ik je nogmaals vragen die tekeningen te verspreiden. Jij kan dat toch? Maak er een mooie affiche van en zet erbij dat ze contact met me moeten opnemen.”
Theo schoof het stapeltje papieren dat de hele tijd roerloos tussen hen in had gelegen naar de overkant van de tafel. Peter zag het gezicht van een jonge vrouw. Haar lange haren vielen in slierten langs haar gezicht, ze had scherpe jukbenen en een fijne mond. De jongen had Theo veel minder gedetailleerd getekend. Een pet op zijn hoofd, stoppels op zijn kin en een grote neus.
“Ik vind niet alleen dat dit te ver gaat, Theo, ik vind dat het niet nodig is. Zo ga je hen niet terugvinden. Als je voelt dat het opnieuw zal gebeuren, dan zal het opnieuw gebeuren. Ik kan je niet vertellen hoe of wanneer, maar je zult hen terugvinden. Je zegt toch zelf dat je naar hen toe gezogen wordt? Laat dat dan gebeuren. Je moet er op vertrouwen.”

dinsdag, december 09, 2003

Gebruiken en gewoonten
« Gefeliciteerd met je vriendin, » zei ik tegen haar vriend.
« Gefeliciteerd met je dochter, » zei ik tegen haar vader.
« Gefeliciteerd met je zus, » zei ik tegen haar broer.
En tenslotte wenste ik haar een gelukkige verjaardag.
Keek ik nog vreemd op toen mijn vriend mijn zus vorig jaar feliciteerde met mijn verjaardag, zondag had ik mijn lesje geleerd.

Waterval
En dan stel ik me voor dat hij in een bootje zit. Een bootje op een rustig meer, een bootje met roeispanen. Hij kan gaan naar waar hij wil. Naar het midden van het meer, naar één van de lieflijke oevers, naar het plekje waar dat kleine beekje zich in het meer stort. Of hij kan zich rustig laten dobberen, en later wel zien waar hij terecht komt.
Maar dat doet hij niet. Hij roeit hard, en altijd dezelfde richting uit. Daar waar de stroming sterker wordt, daar waar het water uit het meer in de diepte verdwijnt, daar waar er geen ontsnappen meer aan is. Daar wil hij naartoe.

Menu
«En, wat wil je nu eten zondag?» vroeg mijn zus gisteren. Dat de jarige het menu mag samenstellen, is een traditie bij ons. Zondag is het mijn beurt, want mijn verjaardag nadert met rasse schreden.
Ik weet al een tijdje wat ik wil, maar had het nog niet verteld.
«Pikante knolselder-raapjes-soep,» zei ik. «En scampi’s op moeders wijze met een lekker slaatje.»
«Dat gaat niet,» antwoordde ze prompt. «Dat hebben we zondag gegeten, voor de verjaardag van moeke. Je had er maar bij moeten zijn.»
«Grrr… Je weet toch dat ik niet kon, ik moest een andere verjaardag vieren.»
Het heeft zo zijn nadelen om op je moeder te lijken en bijna op hetzelfde moment te verjaren.

Kleur (2)
Wat is het grijs buiten, moeten ze vorige week hebben gedacht.
Alleen nog takken, geen bladeren, nergens meer een bloem. En de zon was spoorloos, er bleef alleen nog een mistroostige, grijze mist over.
Dat kon zo niet, moeten ze nog gedacht hebben. Ik kon hen geen ongelijk geven. Maar dat ze er zich verantwoordelijk voor voelden, dat had niet gehoeven.
Het is echt nog wat vroeg voor tulpen en blauwe druifjes.

maandag, december 08, 2003

Kleur
- Welke wil je, de rode of de groene?
- (verontwaardigd) De rode natuurlijk. Er moet wat kleur zijn in het leven hé!
- En groen is geen kleur?
- Niet echt nee.

donderdag, december 04, 2003

Post
De voorbije week voerde ik een empirisch onderzoek naar de brievenbussen in mijn onmiddellijke omgeving. Vierhonderd exemplaren onderwierp ik aan de uitgebreide test. Ik quoteerde niet enkel op esthetische merites, ook het praktisch vernuft werd betrokken bij de test. Hoe gebruiksvriendelijk waren de postbakjes, -gleuven en –torens?
Om mijn onderzoek te staven met relevant vergelijkingsmateriaal, onderwierp ik alle brievenbussen aan dezelfde test. Allemaal kregen ze een blauw boekje, niet te dik, net geen A4-formaat, te slikken.
Spoedig nadat ik de eerste tientallen bussen van het boekje had voorzien, constateerde ik dat de gleufexemplaren oververtegenwoordigd waren in mijn testgebied. Ik besloot daarom alle andere exemplaren te negeren en me toe te leggen op de gleuven in voordeuren, garagepoorten en arduinen tegels.
Voor elke brievenbus trachtte ik een antwoord te vinden op volgende onderzoeksvragen. Stribbelde de brievenbus tegen? Hoorde ik venijnig geblaf aan de andere kant? Moest het boekje bepaalde obstakels overwinnen? Belandde het met een plof op de grond of was er een bakje bevestigd aan de andere kant van de gleuf?
Mijn conclusies bleken opzienbarend.
Ten eerste constateerde ik dat er gleufjes bestaan in maar liefst drie verschillende soorten: gleuven met één klep die naar buiten open gaat, gleuven met één klep die naar binnen open gaat en gleuven met twee kleppen die beide naar binnen open gaan. De klep die naar buiten opent is verfoeielijk. Ze bezorgen de postbodes elke dag veel extra werk: er zijn immers twee handen vereist voor het openen van deze gleuven. In het kader van de rationalisatie van de post, zou ik willen pleiten voor de afschaffing van deze kleppen. Dat zou de postbodes een aanzienlijke tijdsbesparing opleveren.
Ten tweede constateerde ik dat de eventuele bakjes aan de binnenkant, bedoeld voor de post, een serieuze hinderpaal betekenen voor diezelfde stukken. Het boekje gleed immers niet vlot naar binnen bij gleuven waaraan een bakje bevestigd is. Het zachte ploffende geluid van een poststuk dat op de grond valt, werkt bovendien bevrijdend op het gemoed van de postbezorger.Daarom lijkt het wenselijk ook deze bakjes voortaan te verbieden.
Ten slotte heb ik opgemerkt dat geblaf aan de andere kant van de deur niet de minste hinder veroorzaakt voor de postbodes. Wanneer deze deur echter onverhoeds opengaat, ligt dat anders… Daarom wil ik er op aandringen dat de deuren gesloten blijven gedurende de postronde van de verschillende bodes.
Wanneer bij de volgende hervorming van de post rekening gehouden zou worden met de verbluffende resultaten van dit onderzoek, lijkt een gezonde post én postbode nabij.

dinsdag, december 02, 2003

Klusje
...waar ik een hekel aan had, maar dat ik gelukkig niet te vaak moest opknappen, omdat mijn huisgenoten er ook een hekel aan haden.
Af en toe, dan moest het gewoon. Dan kon mijn moeder of nog vaker mijn vader het niet langer aanzien en moest er onmiddellijk korte metten mee gemaakt worden.
Dan werd de keukentafel voorzien van een flinke laag kranten en werden er minstens veertien paar schoenen – dat zijn achtentwintig exemplaren – op lange rijen naast elkaar gezet. Wij hadden meestal maar één paar schoenen, soms twee. Maar mijn vader toverde minstens vier paar schoenen te voorschijn. Ook mijn moeder deed een aardige duit in het zakje met haar lage schoenen, hoge schoenen en iets sportievere schoenen.
De schoensmeer en –borstels werden bovengehaald. Blauw, bruin en zwart. Met een vodje doopten we onze vinger in het potje met de juiste kleur. Blauw was niet altijd even makkelijk van zwart te onderscheiden, dat moesten we eerst even vragen. We smeerden eerst onze eigen schoenen in, en daarna nog minstens één ouderlijk paar.
Tot zover ging het goed. Maar dan moesten we de schoenen met de borstels te lijf gaan. Niet strelen, maar hard schuren, tot ze blonken. Niet alleen de punt, maar helemaal. Dat lukte me nooit. Na drie borstelstreken blonken ze toch? Niet zo volgens mijn vader. Ik moest nog meer en harder borstelen. Ik deed echt mijn best, maar zag geen verschil. «Nog een beetje,» zei mijn vader dan. Ik borstelde nog een beetje. En daarna nog een beetje. Tenslotte nam mijn vader de schoen en de borstel van me over en borstelde nog een beetje. En toen blonk de schoen eindelijk helemaal.
De volgende keer vroeg ik of ik de schoenen allemaal mocht insmeren, en of iemand anders ze dan kon borstelen. Behalve de mijne, die zou ik zelf wel borstelen. Ik liep niet graag rond met schoenen als spiegels.

maandag, december 01, 2003

Situatie
Voor me op het perron: een man met zijn rug naar de sporen.
Naast me op de bank: een vrouw met een videocamera in de aanslag.
Man: "We zijn nu op het perron van Rotterdam en we moeten even wachten op de trein naar Brussel. Ik ga het niet te lang maken want de batterijen zijn bijna op."