TwweeT en de kleine dingen

dinsdag, december 31, 2002

Plechtig
Al een week ligt hij naast me: mijn nieuwe agenda. Ik durf het nog niet aan hem in gebruik te nemen. Maar ik heb best al wel afspraakjes in 2003. Die heb ik voorlopig allemaal opgeslagen in mijn hoofd, en op de laatste bladzijden van mijn oude agenda. Het heeft zoiets definitiefs, je nieuwe agenda in gebruik nemen. Dan is het echt gedaan met het oude jaar, kan je alleen nog vooruit kijken. Ik heb er nog geen zin in. Nog niet. Maar vanavond haal ik mijn pen boven en schrijf ik heel plechtig met mijn beste pen - want alleen daarmee kan ik mooi schrijven - mijn naam en adres op de eerste bladzijde van mijn agenda. En daarna ga ik op zoek in mijn hoofd en in mijn oude agenda naar mijn eerste afspraakjes voor het nieuwe jaar. Dan mag het nieuwe jaar beginnen.

maandag, december 30, 2002

Sara
Sara heet ze. Maar als je haar vraagt hoe ze heet, zegt ze "Ili". Dat is haar naam, de naam die ze voor zichzelf koos, niet haar ouders naam, de naam die haar ouders voor haar kozen. Haar ouders beslisten teveel voor haar. Dat wil Ili voortaan anders doen, vanaf nu beslist ze zelf, ook hoe ze heet, hoe ze genoemd wordt. Ili dus. Want een naam is toch iets heel persoonlijks, daar heb ik alleen maar zaak mee, niet mijn ouders, denkt Ili. Of Sara.

zondag, december 29, 2002

Bellen
Het leukst vanmiddag vond ik de bellenblaasdingen. Ijzeren constructies in diverse vormen waarmee je zeepbellen kon blazen. Ik blies een paar hele grote bellen. Ze flonkerden in alle kleuren en spatten snel uit elkaar. Als ik zeepbellen zie word ik warm vanbinnen. Daar hoort immers een warme herinnering bij.
Ik was zestien. Voor het eerst ging ik op tentenkamp, samen met nog tweehonderd andere jongeren. Na een hele intense, warme week, volgde onvermijdelijk het afscheid. We stonden met z'n allen op de speelplaats, het was warm, en zonnig. Het deed een beetje pijn, dat afscheid. Ik ben er nooit erg goed in, maar na zo'n intense week, die nooit meer zou terugkomen - dat wist je - was het extra hard. Maar het afscheid werd toch heel mooi. Allemaal kregen we een bellenblaaspotje. Eerst bliezen slechts een paar moedigen bellen. Maar al gauw opende iedereen zijn potje. Samen bliezen we duizenden en duizenden bellen. De bellen stegen langzaam op, alle kleuren van de regenboog tegen een staalblauwe achtergrond. Zo mooi.

Ongeluk/geluk
Geen parkeerplaatsje te bespeuren, in de verste verte niet. We rijden rondjes op de parking, maar vinden geen vrij plaatsje. Dan maar een eind verderop, in de modder. We stappen uit, haasten ons naar de ingang over een paadje dat amper die naam verdient. Het paadje is zelfs niet meer modderig, het is gewoon een rivier. Je voeten kan je niet lang droog houden hier. Onder een grote paraplu, die niet alle regendruppels tegenhoudt, glibberen we verder. Maar naar binnen kunnen we nog niet, de rij voor de kassa's gaat tot buiten. Wat een volk. Kinderen, ouders, grootouders. Kinderwagens, natte jassen, paraplu's, rolstoelen. We wringen ons naar binnen, uit de regen. We zullen nog zeker twintig minuten moeten aanschuiven. Steeds minder zin om dit doe-museum mee te pikken. Maar we zijn nu zover, dus we geven niet op.
"Willen jullie soms twee vrijkaarten voor volwassenen?" vraagt een dame aan mijn vriendje.
Hij snapt het niet zo goed, die vriendelijke Belgen, hij blijft zich verbazen. Met ogen vol vraagtekens kijkt hij me aan.
Ik knik. "Ja, die willen we wel, heel erg bedankt."
Ik glimlach naar de vrouw, ze overhandigt me de kaarten. Geldig tot 30 december 2002, staat er. Dat levert ons 17 Euro op, en een leuke namiddag vol ontdekkingen en aah-zit-dat-zo-momenten.

zaterdag, december 28, 2002

Verrassing
Na uren en uren op mijn benen - of lijkt het alleen maar zo? - plof ik neer op de vrije stoel naast haar. Al het eten is bereid, geserveerd en met smaak verorberd. Althans, daar ga ik vanuit, gezien de geringe hoeveelheden die hun weg terug naar de keuken vinden. Ook de afwas is bijna gedaan. Eindelijk heb ik even tijd voor een babbel. Ik zet me naast mijn grootmoeder, ik ga haar de tekstjes geven die ik over haar verjaardagscadeau voor me schreef, hier zal ze ze immers niet komen lezen. Ik denk dat ik er haar wel een plezier mee zal doen. Mijn zus had ze mee en gaat ze voor me halen.
- "Ik heb iets bij voor jou."
- "Oh, ja, wat is het?" vraagt ze.
- "Dat zal je wel zien, maar ik kan het je nu nog niet geven, het komt onmiddellijk."
- "OK, dan wacht ik wel een beetje." Even wendt ze zich af van mij, is ze vast van plan een gesprek te beginnen met haar overbuurvrouw. Maar nog geen twee seconden later draait ze zich weer naar me toe. "Wanneer komt het dan?"
Wat een verlangen.

Mooi is...
wanneer je mensen die gewoon zijn jou blij te maken, heel blij kan maken.
wanneer je voelt dat alles goed is, dat je je geen zorgen meer hoeft te maken.
wanneer mensen cadeaus niet als vanzelfsprekend aannemen, maar ook het achterliggende idee én werk appreciëren.
wanneer mensen om je heen om elkaar geven.
wanneer je elkaar zonder woorden perfect aanvoelt.

vrijdag, december 27, 2002

Menu
Fruitig kruidennat
Sprankelend bloesemdrankje
Hapjes van het huis

Venkelsla met quinoa en zongedroogde tomaten op een bedje van sla en zoetwatergarnalen

Vissoep uit het noorden

Varkenshaasje besprenkeld met honing en balsamico-azijn vergezeld van boerenasperges, wortelnootjes en een duo van puree

Passionele citroenverrassing

Mokka en thee
Kleine zoetigheden

Maar ik ben alleen het hulpkokje vandaag.

donderdag, december 26, 2002

Meubelboulevard
Tien verschillende meubelwinkels naast elkaar, een meubelboulevard noemen onze Noorderburen dat. Tien winkels waar hetzelfde verkocht wordt, maar dan net een tikkeltje anders, of net helemaal identiek. Een spelletje "zoek de fout". Honderd verschillende linnenkasten zien en er net die ene goede, zonder fout uithalen. De perfecte kast, die alles heeft, de juiste deuren, het juiste materiaal, net die mooie tint, de gepaste lengte, de ideale stevigheid. Of de beste zetel, de "bank" die net perfect zit én ligt, in het mooiste leder, in de juiste toon blauw én de beste prijs.
Een hels karwei, deze "zoek de fout", of beter "schrap alle fouten, en hou nog welgeteld één tafel, één set stoelen, één bed, één linnenkast, één zetel, één buffetkast en één computermeubel over".

dinsdag, december 24, 2002

Ganzen
"Zie je die vogels daar?" Hij wijst naar een vlucht ganzen, hoog boven ons. "Ja," antwoord ik. "Die trekken weg, die kunnen hier niet lang meer blijven." De ganzen maken een hels lawaai. "Dat weet ik." "Maar wat doet hen vertrekken? De kilte, het gebrek aan voedsel, de donker of de overdadige verlichting die hen in de war brengt?" "Ik weet het niet," moet ik toegeven. "Ik denk dat ze allergisch worden aan de opgeklopte kerstsfeer hier," doe ik een poging. "Gekkerd, maar je hebt gelijk, moest ik kunnen, ik zou ook vertrekken, in het zuiden kan die verlichting nooit zo schreeuwerig zijn, die kerstmuziek nooit zo jengelen. Ik heb een hekel aan winkelstraten in kerst-outfit." zegt mijn vriend. "Maar daar hebben wij toch niet al te veel last van? We blijven met z'n tweeën thuis, maken het ons gezellig, spelen een spelletje, lezen elkaar kerstverhalen voor en steken één kaarsje aan," breng ik in. "Met jou zou ik overal wel kerst willen vieren, maar alleen met jou, met jou alleen."

maandag, december 23, 2002

Huis
Het eerste huisje van mij alleen, waar ik mijn zin kon doen, waar ik bezoek kon ontvangen, dat ik zelf schoon moest houden, was onder de boom, in onze oude tuin. Ik had er een kamp gemaakt, voor en van mij alleen. Goed verstopt onder de hazelnootstruik, achter een verzaagde dikke eik, en voor de coniferen van de buren, had ik mijn plekje.
Het was al herfst, maar het was best nog wel warm. Er lagen al veel losse bladeren in de tuin. Ook onder de hazelnootstruik. Dat vond ik fijn. De bladeren waren immers de bouwstoffen voor mijn kamp. Ik maakte er echte meubels mee: een dik pak bladeren om op te zitten, drie zetels maakte ik. Ze zaten heerlijk zacht en verspreidden een aangenaam geurtje. In het mid-den lagen de bladeren nog hoger opgestapeld: dat was de tafel. Tussen de meubels was de grond piekfijn. Geen enkel blaadje, takje of nootje lag waar het niet hoorde te liggen. Daar had ik elke avond mijn werk mee. Ik veegde de vloer van mijn huisje en het weggetje tussen de struiken naar mijn huisje. Met de nieuwe bladeren maakte ik de zetels nog zachter, de takjes belandden bij de buren en de nootjes verzamelde ik zorgvuldig in een klein kommetje.
Als dat allemaal gedaan was, mijn hele huis aan de kant, dan mocht het bezoek langskomen. Mijn buurmeisjes, mijn broer of zussen, bood ik – heel gewichtig – aan plaats te nemen in mijn zetels. We keuvelden wat, ik vroeg hen naar hun huisje, ik vertelde wat een werk ik had aan het mijne, ik bood hen een noot aan en uiteindelijk stapten ze op. Wanneer het te koud en te donker werd, stapte ik ook op.

Wind
We zaten met zes in de trein vanmorgen. Alle zes hadden we vier plaatsen tot onze beschik-king. Iedereen zat in de rijrichting, zonder iemand over hem of onmiddellijk naast hem. Achter me, voor me, schuin achter me en schuin voor me zaten mannen, aan de overkant van het middenpad zat een meisje.
Ik las mijn boek, “De lotgevallen van een beddenverkoper”. Het was stil in de wagon, en dat kwam me goed uit. Niemand zei iets, niemand kreeg telefoon, niemand had een walkman bij.
Tien minuten na ons vertrek – nog zes voor de boeg – verspreidde een onaangename geur zich langzaam door de wagon. De geur kwam duidelijk niet van buiten, iemand van ons had hem veroorzaakt. Ik was het niet. Ik durfde niet om me heen te kijken. Iemand van ons moest zich toch wel bewust zijn van zijn/haar ochtendlijke erupties en het bijhorende schuldbewuste gezicht hebben. Maar ik wilde niemand betrappen. Ik hoopte alleen dat de geur snel zou verwaaien.

zaterdag, december 21, 2002

Inkopen
Wat een idee om op een dag als vandaag ordinaire dingen zoals kousen en diepvrieszakjes te gaan kopen.

Rust
Ik heb niet veel tijd vanmiddag. Snel alle boodschappen uitpakken, snel eten en binnen het half uur terug op de fiets, en terug weg. Ik loop rond tussen de keuken, de woonkamer, de badkamer en de slaapkamer. Kaas, yoghurt in de koelkast, soep in de microgolf, nieuwe kousen in de kast, soep oplepelen, krant uit rugzak, hyacint in een potje op de salontafel, boterham met kaas eten, jas aan. Plots sta ik stil, midden in de woonkamer.
Het eerste meesje hangt aan de mezenbol op mijn terras. Het zit er niet echt op zijn gemak. Tussen het snelle pikken door, houdt het de hele omgeving in 't oog. Mijn mezenbolletje hangt dicht tegen mijn raam, zo breed is het terras immers niet. Onbeweeglijk sta ik te kijken, ik word er rustig van.

vrijdag, december 20, 2002

Opsporing verzocht
P. heeft een nieuwe vriendin. Hij wilde ons haar naam niet zeggen. Ongetwijfeld
- is ze blond,
- heeft ze een handjevol,
- is ze Filippijnse,
- is ze zwart,
- heeft ze dikke lippen,
- heeft ze benen tot onder haar oksels,
- en is ze heeeel lief natuurlijk.
Iemand een idee?

donderdag, december 19, 2002

Vrolijk stukje
Lalalalalalalala
Lalalalalalalalalala
Lalalalalalalala
Lalala

Of

Je zit alleen in de trein, je hebt een rotdag gehad. Alles stak tegen, kortom, je voelt je niet goed vandaag. Om jezelf te troosten kocht je een suikerwafel in het station. De wafel maakt het alleen maar erger, het schuldgevoel haalt het van de smaak.
Er komt een vrouw met een meisje over je zitten. Het meisje is acht, schat je. Je kijkt naar buiten, je hebt geen behoefte aan pottenkijkers terwijl je schuldbewust je wafel verorbert. Je hoort nog net: “Mama, dat meisje heeft een mooie sjaal aan zeg.”
Voor het eerst die dag komt er een glimlach op je lippen, maar wel stiekem.
Je bedenkt dat je eigenlijk een heel lief vriendje hebt, hij gaf je de sjaal én je lach terug.

Stamboom
Een stamboom interesseert me niet. Dat is me veel te relatief. De namen, de sterfte- en geboortedata, het hele kluwen aan broers en zussen, kinderen en kleinkinderen kunnen me maar weinig boeien.
Maar moest ik een stamboom opstellen, dan zoek ik in vrouwelijke lijn verder. Niet omdat mijn vaders familie me weinig doet, maar omdat de zekerheid dat mijn betovergrootmoeder langs moeders kant mijn bet-overgrootmoeder is, groter is dan dat mijn betovergrootvader langs vaders kant mijn betover-grootvader is.
Wat ik wél graag wil weten, is het verhaal van van al die mensen. Waren ze gelukkig? Wanneer hadden ze het moeilijk? Hadden ze liefdesverdriet? Wat deden de verschillende oorlogen met hen? Wat hadden ze anders gewild in hun leven? Schoot mijn betovergrootmoeder goed op met haar zussen? Wat had mijn overgrootvader graag willen worden? Hadden ze een keuze? Wie of wat stond dit in de weg? Was er ruzie in de familie? En waarover dan wel? Hoe hebben mijn overgrootmoeder en mijn overgrootvader elkaar ontmoet? Waren ze écht verliefd? En wilden ze al hun kinderen eigenlijk wel?
Maar dat zal ik wel nooit te weten komen, dat wordt niet vermeld in de bevolkingsregisters of kiezerslijsten.

woensdag, december 18, 2002

Hoog bezoek
Collega kwam net langs, mét baby. Het hele huis op stelten. En dat op een dag dat er hier inspectie is uit de hoogste regionen. Collega en baby moeten verstoppertje spelen.

Stier
Later dan anders stapte ik gisteren op de trein naar huis. De mensen die er al zaten kende ik niet, het waren allemaal andere gezichten dan op de trein die ik gewoonlijk nam. Allemaal mensen die laat werkten, die hun job het belangrijkst vonden in hun leven, die op de trein nog verder probeerden te werken.
Tegenover me zat een zakenman. Piekfijn in een donker pak, van middelbare leeftijd met terugwijkend, dun haar. Hij strekte zijn benen en tokkelde op zijn laptop. Hij keek niet op of om.
In de hele wagon hing een doordringende geur, een "medicamenten-geur", meer specifiek een "roze medicamenten-geur". De man op middelbare leeftijd dronk Red-Bull. Het fel roze en blauwe blikje stak schril af tegen zijn donker maatpak.

dinsdag, december 17, 2002

Benen
Ik was te laat vanmorgen. Snel liep ik van het station naar m’n werkplek. Tik tak, tik tak, zo gingen mijn laarsjes. Moest ik nog sneller wandelen, dan liep ik. Achter me hoorde ik ook tik tak tik tak. Het tempo van de laarsjes achter me lag net iets lager. Toch hoorde ik de voet-stappen steeds dichterbij komen. Ik keek snel over mijn schouder. Achter me liep een vrouw met lange benen. Die heb ik niet.

Refter
Ooit, lang geleden, bleef ik 's middags eten op school. Buitenstaanders waren vol lof over onze refters. Zo mooi, zo groot, met échte marmeren tafels en mooie schilderijen aan de muur. Elke refter had bovendien een thema. Zo at ik twee jaar in de Lafontaine-refter, waar taferelen uit de fabels ons voorspiegelden hoe we ons moesten gedragen.
Maar dat deden we niet: het was er erg lawaaierig, we gooiden met theebuiltjes, slurpten, spuwden, stootten elkaar aan, stootten tassen en flesjes om en schreeuwden tegen elkaar.
Ik vond het niet fijn, ik haatte het, rustig eten was er nooit bij, nooit had ik genoeg tijd om mijn boterhammen op te eten. Toen ik na twee jaar thuis mocht gaan eten, was ik opgelucht. Maar als de refter leeg is, zonder honderden dertien-jarigen, dan is hij wel mooi, en stil. Misschien is er dan wél plaats voor wijsheid.


maandag, december 16, 2002

Cadeau
“Alsjeblief, voor je verjaardag. Het is iets kleins waarmee ik een grote band heb, maar die band is voor jou misschien nog groter. Nu je vierentwintig wordt, vind ik dat je het wel mag hebben, als oudste kleinkind.”
Mijn grootmoeder spreekt in raadsels terwijl ze me een klein cadeautje overhandigt in kerst-inpakpapier. Ik heb geen flauw idee van wat er in dat pakje zit. Het voelt rond, en dik, niet al te groot.
Voorzichtig maak ik de plakband los. Het cadeautje is duidelijk zelf ingepakt, hier was geen professionele inpakker aan het werk.
Er komt een klein rond foto-kadertje tevoorschijn. Een zware, ronde kader in donker hout. Het is duidelijk een erg oude foto, in zwart-wit. Op de foto staat een vrouw van ongeveer dertig, met hele donkere ogen en donkere, dikke haren. Ze kijkt strak voor zich uit, maar haar ogen twinkelen speels.
Ik draai het kadertje om, bobonne, staat er, in het geschrift van mijn grootmoeder.
Een foto van mijn overgrootmoeder, die stierf toen ik nog geen twee was, waaraan ik geen enkele herinnering heb. Ik weet niets van haar, ken haar verhaal niet, zelfs haar naam wist ik niet tot gisteren. Ik weet alleen dat ze de moeder was van de moeder van mijn moeder.
Bobonne heeft al een plaatsje gevonden in mijn woonkamer. Dit bijzonder cadeau zal ik koesteren.

Nederlandse uitdrukkingen (8)
Kachel,
als in Vlaamse uitdrukkingen: "pot toe zijn, zo toe als een huis zijn"
(Met dank aan A. en B.)

zondag, december 15, 2002

Mandarijn
Soms nam ik een koek mee, soms smarties, soms nog iets heel anders. Twee keer nam ik mandarijntjes mee. Geen gewone mandarijntjes, maar mannetjes-mandarijntjes. Met gekleurde stickertjes hadden mijn moeder en ik gezichtjes gemaakt op de mandarijntjes. Een lachende mandarijn met groene ogen, of één die serieus keek, met blauwe ogen.
Alle kinderen van mijn klas kregen drie mandarijnen, dat maakte in totaal zestig mandarijn-mannetjes en –vrouwtjes. Daar hadden we ons werk aan, de avond voor mijn verjaardag, de avond voor vandaag. Want vandaag ben ik jarig.

zaterdag, december 14, 2002

Vol verwachting klopt mijn hart...

Oponthoud
REM op de radio, net als ik wil beginnen poetsen. Dat moet effe wachten, want als ik poets, moeten mijn boxen ontkoppeld worden. Tijdens REM kan ik het echt niet over mijn hart krijgen die stekker uit het stopcontact te halen.

vrijdag, december 13, 2002

Beeld
In het portiek stond een man. Het was een afgeborstelde man, hij bekleedde duidelijk een hoge functie. Hij droeg een strak donkerblauw pak met heel wat allure, in zijn rechterhand hield hij zijn gsm waarin hij een druk gesprek voerde.
Maar ongetwijfeld was hij ook een sloddervos. In zijn linkerhand klemde hij een slordige stapel papieren en kranten. De papieren zaten niet in een mooie sobere map, zoals zijn pak zou kunnen doen vermoeden. De papieren waren los, vele hoeken waren geplooid en de hele stapel dreigde door elkaar te vallen.
En toen kwam de ontnuchtering. Van het beeld van keurige zakenman bleef niets over: zijn broek stond open en door het gaatje piepte zijn maagdelijk witte hemd naar buiten, een heel eind.

Selectie
Er rijzen vermoedens dat onze werkgever een wel heel aparte procedure volgt bij sollicitaties. Eén van de voornaamste criteria waaraan je moet beantwoorden om aanspraak te maken op een job is: verjaren in december, en liefst tussen 8 en 18 december. Het bewijs: verjaardagen én traktaties op 8, 11, 14, 15 én 18 december. Vijf verjaardagen op tien dagen, en dat terwijl hier slechts veertig mensen werken!

donderdag, december 12, 2002

Muziek
Weinig tijd vanavond, laat gewerkt. Geen tijd om te koken, snel langs de Alma. Er staan kaarsen op de tafels, candle-light diner heet dat dan. Ik installeer me aan een tafeltje en eet snel, ‘k wil mijn trein halen want ik heb nog een afspraakje.
In een hoekje zijn een aantal muzikanten aan het inspelen. Het klinkt rommelig en studentikoos. Maar dat hoort zo in een studentenrestaurant denk ik. Een groepje musicerende studenten die de kans krijgt om het candle-light diner op te fleuren, veronderstel ik.
Na een tijdje begint het toch iets beter te klinken, ik ontwaar zelfs enkele aparte instumenten. Een contrabas en een mandoline. Plots komen ook de gezichten me bekend voor. Die heb ik eerder gezien. Dat moet het Ballroomquartet zijn.
Wanneer mijn bord leeg is en mijn trein bijna vertrokken, zijn ze nog steeds niet begonnen. Ik heb al spijt van mijn afspraakje vanavond, spijt dat ik ze niet zal horen.
Resoluut stap ik op de bassist af en vraag of ze CD’s bij hebben. Dat hebben ze. Maar ik heb nog niets gehoord ? Hij begrijpt het niet. Ik hoorde ze in Brussel van de zomer en twijfelde toen erg om hun CD te kopen. Ik deed het niet. Nu twijfel ik niet. Ik kreeg zijn toestemming, ik mocht een CD kopen. Dat gebeurt hen blijkbaar niet elke dag, dat ze een CD verkopen alvorens één noot gespeeld te hebben.

Je kijkt
en kijkt.
Je ogen onderzoeken mijn gezicht.
Betasten,
bevoelen.
bezwijgen.

Je denkt niets
want dat kan je.
Niets over een mysterieus lachje,
niets over een kuiltje in de wang,
niets over diepe rimpels in een voorhoofd,
niets over vragende ogen.
Niets.

Vreemd
Altijd vreemd wanneer je merkt dat
- je collega ook vader is,
- je vader ook baas is,
- je zus ook juf is,
- je lief ook zoon is,
- je vriendin ook lief is.

woensdag, december 11, 2002

Soave
Gisteren mocht ik bij M. gaan eten. Gerookte zalm als voorgerecht, scampi’s in lookboter met pasta als hoofdgerecht. Heerlijk.
Ze had een fles witte wijn gekocht, ook heerlijk. Het was een Soave. Maar eigenlijk was dat niet zulke lekkere wijn, merkten we. Tot gisteren kon er niets mis zijn met een fles Soave, in onze herinnering kon dat alleen maar de meest heerlijke wijn zijn. Nu weten we dat alleen de herinneringen heerlijk zijn, niet de wijn.
Ooit, lang geleden, gingen we samen, met alle studenten uit onze faculteit (net één bus vol), naar Italië. We werden er grondig ingewijd in het witte-wijn-drinken. We proefden bij de boer, waren stamgast in het lokale café, overhaalden de eigenaar keer op keer zijn sluitingsuur uit te stellen én – het toppunt – we hielden een wijncantus. Telkens vloeide de Soave-wijn rijkelijk.
De ontnuchtering gisteren viel wel mee, dat Soave niet de meest heerlijke wijn blijkt te zijn, daar kunnen we nog wel mee leven. Maar dat die Italië-tijd al heel lang verleden tijd is, dat kwam wel hard aan. Zucht.

Boogschutter
"U geeft iemand lik op stuk en maakt korte metten met profiteurs die u belagen. Het werk lijdt er niet onder, want u hebt nog nooit zoveel energie gehad." lees ik terwijl ik een diepe geeuw niet kan onderdrukken.

Koud
Het was stil buiten, en helemaal donker. Mijn dikste jas, mijn sjaal en mijn hoedje moesten me warm thuisbrengen gisteravond. Ik stapte op mijn fiets en reed langs het kanaal naar huis. Het was er helemaal donker, op plaatsen waar geen auto’s mogen komen is het blijkbaar niet te moeite om straatverlichting te plaatsen.
Koud, verdomd koud. Eerst overal, later bleven alleen mijn gezicht, mijn benen en mijn oren over. Vooral mijn oren voelden koud aan. Langzaam werden ze gevoelloos maar tegelijkertijd voelde ik ze branden.
Ik zag nog geen ijs op het kanaal. De wind rimpelde het water. Het oranje licht van de straat aan de overkant weerkaatste op de golfjes. Schaatsen zou hier dit weekend nog niet kunnen.
Ik kwam niemand tegen, geen enkele andere fietser waagde zich in deze kou op dit uur op de dijk. Alleen een man met twee hondjes stond rillend van de kou aan de kant. Veel wandelen deden ze niet. Snel een plasje en een kakje en opnieuw naar binnen.
Toen ik thuiskwam en alle overtollige lagen van me af had gepeld, duurde het nog een uur voor mijn oren weer een normale kleur kregen. Ze bleven maar gloeien.

dinsdag, december 10, 2002

Buurman
“Ha Nele, ’t is goed dat ik je nog zie,” begroet mijn onderbuurman me, wanneer ik mijn fiets in de gang parkeer. Zijn vader steekt zijn hoofd door de deuropening.
“Ik ga op reis, ik vertrek morgen.”
“Mmmm, jij hebt het goed, je bent amper terug en kan alweer vertrekken.
“Ja, je hebt mensen die werken en mensen die dat niet doen hé,” sneert zijn vader.
“Ik héb hier wel voor gewerkt hoor!”
“Naar waar ga je?” Ik heb geen zin toeschouwer te zijn van een pijnlijke discussie tussen vader en zoon.
“Naar Turkije, voor drie weken.”
“Mooi, na drie weken Thailand!”
Ik kan het toch ook niet laten en bedenk me dat werkloos zijn zo slecht nog niet kan zijn blijkbaar.
En nu de vraag die me vooral bezighoudt: “Heb je ook deze keer logees?”
“Nee, deze keer niet,” zegt mijn onderbuurman.
“Maar mij zul je hier wel regelmatig zien, ik zal voor de katten en de planten komen zorgen,” voegt zijn vader er aan toe. Wat een geruststelling.

Ogen
Ze heeft het niet makkelijk. Dat weet ik wel. Alleenstaande moeder, studerende kinderen, een klein inkomen, complexen over zowat alles, en veel pijn. Met verdrietige hondenogen kijkt ze me aan, vragend. Maar vandaag wil ik het niet weten, vandaag wil ik het niet horen.

Flodderen
Plots is het er, het woord. Het lijkt alsof het jarenlang weg is geweest. Het past alleen nog in mijn herinnering, het is geen woord van nu. Het is een woord van vroeger, het is een woord van thuis. Van mijn moeder en mijn zusje, van lang geleden.
Nu is er geen flodderen meer, nu heet zoiets knuffelen.

maandag, december 09, 2002

Citaat
"We hebben een onderhoud gehad. We weten nu waar we staan. We staan op straat."
aldus de trainer van KV Mechelen (tot vandaag dan).

Nutteloos
E. wil zijn bureaugenoten niet teveel storen wanneer hij een persoonlijk telefoontje krijgt op zijn gsm. Hij trekt de gang in en voert daar zijn gesprek met luide stem. De deuren van de andere bureaus staan allemaal open.

Huis
Een jaren-zestig-huis kan je jaren later nog steeds herkennen. Zelfs wanneer het meubilair vervangen is en alle knaloranje attributen het huis uit geschopt zijn. Tussen twee plaatsen is er geen deur, maar een rolschuifdeur van bruin plastic. De ingemaakte boekenrekken hebben geen simpele houten planken, maar de wanden én de leggers zijn bekleed met tapijt. Lekker zacht, lekker stoffig. De badkamer, inclusief het toilet, is lichtbruin, de spotjes zijn groots ingebouwd in het houten plafond. Maar omdat er geen ronde oranje lampen meer zijn, omdat de zetels een ander kleurtje hebben, is er toch heel wat van de uitstraling verloren gegaan.

Streel
Gisteren heb ik letterlijk teveel gestreeld. Zoveel dat het niet meer goed kwam. De poes wel te verstaan. Luna, want zo heet ze, lag voor de kachel, haar buik was heerlijk warm. Ik streelde, en aaide en streelde, tot het vonken gaf. Echtwaar. Het knetterde toen ik haar nog één keer aaide. Ze schrok op, liep weg en begon heel fel te blazen. Van mij moest ze niets meer weten.

zondag, december 08, 2002

Zonder begrip.
(Je kunt jezelf begrijpen,
je kunt een atoombom begrijpen.)

Zonder zin.
(Zou hij glimlachen?
Ja, hij zal maar eens glimlachen.
Hij glimlacht de kalk van zijn gezicht.)

Zonder herinnering.
Of met alleen zijn laatste herinnering?
Nee. Zonder.

Herman de Coninck

Medelijden
Dingen die je niet moet doen als je je een beetje triest voelt :
- de deur niet uitkomen
- je alleen in de zetel installeren
- een triest muziekje opzetten (maar ik heb maar twee vrolijke CD’s)
- koffie drinken
- een triest boek lezen
- je gsm uitschakelen zodat je geen leuke berichtjes, laat staan telefoontjes kan ontvangen
Noemen ze dit zich wentelen in zelfmedelijden ?

Reis
« Goeiemiddag, één ticket naar A. alstublief, enkel. »
Ik sta aan het loket « internationale verbindingen », ik wil naar een stadje in het niet zo verre buitenland. De dame achter het loket tipt snel, verschillende schermen wisselen elkaar af. Vanuit mijn ooghoeken kan ik haar handelingen volgen.
« Dat is onmogelijk. »
Ik sta perplex. A. heeft wel degelijk een station, waarom zou ik daar dan niet kunnen geraken ?
« Hoe, dat is onmogelijk ? Kan je me geen ticketje geven naar A. ? »
« Nee, je moet naar het dichtstbijzijnde station. »
Vraagtekens in mijn hoofd, en ongetwijfeld ook op mijn gezicht. Moet ik mijn ticket gaan kopen in een ander station ? Raak ik niet tot in A ? Ik had de route toch al helemaal op internet opgezocht ? Ik wil en moet vandaag naar A.
De vrouw achter het loket merkt mijn verwarring.
« Ik kan je geen ticket tot A. geven, dat is daar binnenlands verkeer. Ik kan je een ticket geven tot een station in de buurt. »
Het begint me te dagen.
« Ah, ik moet overstappen in R. en G. »
De dame tipt G. « Ja, tot G. kan ik je een ticketje geven. »
Nieuwe problemen duiken op.
« Ik heb helemaal niet zoveel tijd in G. Ik ga daar geen ticket kunnen kopen tot A. »
« Dat kan je op de trein ook wel. »
Geruststelling.
Maar onmiddellijk nieuwe vragen.
« Ik kan ook langs L. naar A., in plaats van langs G. Maar als ik een ticketje heb tot in G. is dat moeilijk natuurlijk. Mijn overstaptijd is nogal krap als ik langs G. ga, langs L. heb ik meer tijd. »
« Wat jij wil, naar L. kan ik je ook een ticketje geven. »
Ik duikel mijn papieren waarop ik alle mogelijke reisroutes verzamelde op uit mijn rugzak.
« Ja, ik denk dat je beter een ticketje tot L. neemt. »
Ik kocht een ticketje naar L., enkel.

Later :
Ik was op tijd in R. Ik zou de trein naar G. gehaald hebben. Maar mijn ticket tot L. verplichtte me te wachten. Ik kocht alvast een ticketje van L. naar A., daar had ik nu toch tijd genoeg voor, straks misschien niet.
Ik slenterde de stationshal door. Er was een broodjeszaak die iedere maand een ander « Europees » broodje verkocht. In september was het de beurt aan België. Ik vroeg me af wat er op dat broodje zou liggen.

Nog later :
Ook in L. kwam ik op tijd aan. De trein naar A. stond al klaar. Twintig minuten later dan wanneer ik langs G. gegaan zou zijn, was ik in A. Drie uur later dan mijn gesprekje aan het loket « internationale verbindingen ».

vrijdag, december 06, 2002

Sinterklaas
We moesten bovenaan de trap wachten tot we allevier klaar waren. Klaar betekende uit bed, aankleden was voor later. In een rijtje trokken we naar beneden. Dan kwam het magische moment: het openen van de deur van de woonkamer. Snel speurden onze ogen de zetels af, op zoek naar de eigen schoen. Speelgoed, marsepein, speculaas, mandarijntjes, de zetels lagen bezaaid met lekkernijen. We pakten uit, zeiden oooh! en aaaah!, probeerden het speelgoed uit en gingen uiteindelijk bij elkaar kijken.
Toen vielen we stil. Nu pas beseften we dat we het alweer vergeten waren, dat de Goedheiligman weer op de eerste plaats was gekomen. Gelukkige verjaardag moeke!

Weldoende avond
Eén groot bed voor de spelers, slechte houten stoelen met een rieten zitting voor het publiek. Zestig, exact zestig. Niet moeilijk om dan steeds voor uitverkochte zalen te spelen... Maar het was een goed stuk, dat moet gezegd. En goed gezelschap, dat mag ook gezegd.

donderdag, december 05, 2002

Kaart
Ik hou van kaarten, landkaarten wel te verstaan. Uren kan ik er naar kijken. Zelfs een simpele kaart van Vlaanderen kan me minutenlang boeien. Telkens opnieuw ontdek ik nieuwe dorpjes, plaatsen waar ik het bestaan nog niet van had vermoed. Wat te denken van Sint-Blasius-Boekel, Elen, Rotem, Waltwilder, Messelbroek, Willebringen, Steenhuize-Wijnhuize, Hemelveerdegem, Kerniel of Kuttekoven? Heerlijk. Ik proef de klanken, besef dat deze exotische oorden eigenlijk vlakbij zijn. Het klinkt allemaal een beetje vreemd in de oren, maar ik weet dat het voor de mensen die er wonen de gewoonste zaak van de wereld is. Maar hoe zou het daar zijn? Zou het er buitenlands aanvoelen? Zouden ze er nog paarden voor hun ploegen spannen om de velden te bewerken? Lopen de boeren er op klompen? Zouden de mensen uit Jeuk nog kunnen lachen om de grapjes om hun dorpsnaam?

woensdag, december 04, 2002

Zwembad
Ik zat aan de rand van het zwembad. Mijn voeten bungelden in het water, verder waagde ik me nog niet. Naast me kregen kleine meisjes en kleine jongens zwemles. Ze droegen allemaal fel gekleurde bandjes om hun bovenarmen.
Om beurt sprongen ze het diepe water in. De zwemleraar hield een lange stok drie meter voor hun neus. De eerste jongen kon amper wachten tot hij mocht springen. Hij sprong met zwier het water in en ploeterde zonder hulp van de stok naar de kant. Achter hem in de rij kibbelden de meisjes een beetje. Ook zij vonden er niets aan om zomaar in het diepe water te springen. Eén voor één sprongen ze en klauterden er aan de kant weer uit.
Toen was het de beurt aan het laatste meisje. Ze hield haar handen voor haar mond, ze trilde een beetje.Ze keek naar haar tenen, niet naar het water. Ik zag haar buik snel op en neer gaan. Ze durfde écht niet springen.
« Ha, hebben we daar iemand met startproblemen ? » vroeg de leraar. « Moet ik je komen helpen ? »
Hij liet zijn stok vallen en kwam op haar toegestapt.
« Raakt de moter niet in gang ? »
Hij deed alsof hij een grasmachine in gang trok, de draad vertrok aan haar schouder. Haar buikje ging nog sneller op en neer. Toen nam hij haar snel onder haar oksels en plofte het meisje in het water. Er was geen stok om haar te redden. Zo snel ze kon, krabbelde ze naar de kant. Ze ging opnieuw achteraan in de rij staan. Ze keek een beetje beteuterd maar toch ook wel trots. Dat had ze overleefd.
De eerste jongen mocht opnieuw springen. « Spring als een kangoeroe nu, spring zover je kan ! » De leraar wees met zijn stok vijf meter voor de jongen. Het jongetje zette zich af, en haalde warempel bijna de vijf meter.
Toen was het opnieuw de beurt aan het bange meisje. Ze trilde nog een beetje en drentelde wat rond. Het duurde veel langer dan bij de andere kinderen. « Moet ik nog eens komen helpen ? » vroeg de leraar. Het meisje schudde haar hoofd. Nog één keer aarzelde ze, maar ze sprong zelf het water in. Eén meter van de kant belandde ze met een plons in het grote zwembad.
Nu was het mijn beurt. Snel liet ik me zakken in het koude water en zwom weg van de kant. Geen wonder dat het meisje er moeite mee had in het water te springen, zo koud !

Verjaren
Het neefje van collega L. verjaart op 30 december. De zus van collega S. verjaart een dag later. Dat vindt die zus niet fijn. Die dag staat niet in het teken van háár verjaardag, maar van andere - tot haar spijt – grootsere festiviteiten. Ook de neef vind zijn verjaardag maar niks. De schaduw die oudjaar vooruit werpt is veel te groot.
Collega L. heeft veel begrip voor neef en zus. Zelf zou ze nooit willen verjaren op deze dagen, ook niet op Sinterklaas, kerstavond, Kerstmis of één januari. L. verjaart in april. Eén keer heeft ze haar verjaardag vervloekt. Ze verjaarde op Pasen dat jaar, en dat háátte ze. Al die aandacht voor dat stom Paasfeest terwijl het háár feest had moeten zijn. Ze heeft er nog trauma’s van, van al de aandacht die ze toen is misgelopen.

Trein
Pendelen met de trein heeft alleen maar voordelen. Je hebt geen last van files, je komt niet gestresseerd op je werk aan, je vindt tenminste nog een halfuur per dag de tijd om te lezen, je hoort interessante gesprekken, ziet merkwaardige mensen én je komt af en toe een bekende tegen, een collega, een ex-kotgenootje, een collega-logger of een vriend(innet)je van vroeger. En als de treinen staken, dan heb je een geldig excuus om toch dat dagje verlof te nemen.

dinsdag, december 03, 2002

zelf praat je niet
je laat alleen maar voelen
voelen hoe het is,
waar het misloopt,
wat je raakt,
hoe diep je zit.

woorden heb je niet,
alleen je blik,
je gebaren,
je doen,
je laten.

de woorden verzinnen we erbij.
maar ze dekken je voelen niet,
woorden zijn maar half.

maandag, december 02, 2002

Rok
Een rok dragen is leuk. Zo af en toe dan. Altijd een rok dragen lijkt me vervelend en saai. Een wijde rok dragen is nog veel leuker. Maar dat is niet echt modieus te noemen, dus doe ik dat maar zelden. Soms mag het wel, een wijde rok dragen, soms moet het zelfs. Zaterdagavond was zo’n avond. Ik droeg een grijze, lange, heel erg wijde rok. Zo één waar je spontaan heel snel om je as van wilt draaien. Helemaal bol gaat die rok dan staan, hij maakt een volmaakte cirkel, en jij bent het middelpunt. Dat vind ik een fijn gevoel.
Ik had geluk. Zaterdagavond mocht ik regelmatig om mijn as draaien, heel snel. De meisjes rondom draaiden ook. Als we te dicht bij elkaar in de buurt kwamen, klapten onze rokken tegen elkaar. Dan was mijn bolle cirkel even uit evenwicht en schommelde die van links naar rechts. Om zich bij de volgende omwenteling opnieuw met een klap tegen de rok van mijn buurmeisje te storten. En opnieuw van links naar rechts te schommelen. Tot de muziek stopte, en ik duizelig naar een stoel zocht.

Sint
Ik weet eindelijk hoe pepernoten, kruidnoten en schuimpjes proeven. Mijn chocoladeletter liet ik nog onaangeroerd. Overdaad schaadt, zoiets. Ondanks het gebrek aan schouw, wist de Sint me te vinden. Maar hij kwam duidelijk uit Nederland en niet uit Spanje dit jaar. En daar heb ik geen enkel bezwaar tegen.

Verhuis
Gisteren heb ik M. geholpen met haar verhuis. Zij dacht dat het een fluitje van een cent zou zijn. Ze had immers helemaal nog niet veel, al wat ze had, waar ze het de komende tijd mee zal moeten doen, zou passen in twee auto’s. Twee keer heen en weer rijden, inladen, uitladen en een beetje op orde zetten. Dat kon nooit langer dan een uurtje of twee in beslag nemen. Of ze mijn hulp nodig had? Alleen als ik zin had, ze kon het ook wel alleen aan. Omdat mijn zondag onverwacht leger was dan gedacht, had ik nog wel een uurtje of twee tijd voor haar.
Het werden er meer. Veel meer.
Om 10u.30 stond ik voor haar nieuwe deur. Om 17u. vertrok ik er weer. Ik moest nog ergens anders heen, anders was ik ongetwijfeld nog langer gebleven.
Inladen, rijden, uitladen en dit keer twee, daar waren we pas om 15u. aan toe. Eerst maakten we een spurtje naar een supermarkt-open-op-zondag. Dat was dringend: M. had nog geen poetsgerief in huis en dat was toch wel het eerste waar we nood aan hadden. Een emmer, een dweil of twee, een aftrekker, poetsproduct voor de vloer, een stofvod, een voorraad sponsjes, een voorraad poetsdoeken, poetsproduct voor de keuken, poetsproduct voor de badkamer, een wc-blokje, poetsproduct voor het toilet, allemaal de winkelkar in. Haar nieuwe appartement was vuil, zeg maar smerig. Dat klinkt normaal, wel meer appartementen worden ronduit smerig achtergelaten door oude huurders. M. had er niet op gerekend. De vorige bewoonster was immers vriendin H., M. had niet gedacht dat zij het appartement in zulke vieze toestand zou achterlaten. De douche, de kookplaat, alles had een grondige poetsbeurt nodig. Sinds gisteren weet ik iets te goed dat meisjes met lange haren vies zijn, zeker als ze niet af en toe stofzuigen en de douche uitkuisen.
Om 15u. oogde het appartement bewoon- en leefbaar. Er hing een zeer fris geurtje, er kon zo een reclamespot voor poetsproducten opgenomen worden. M. straalde.
Om 17u. straalde M. nog meer. We waren ondertussen twee keer heen en weer gereden, hadden honderden trappen op en af gelopen, kilo’s boeken, kleren, borden, stereo-installaties, dekens, lakens en knuffels en één TV verhuisd. Bijna kon je haar nieuwe onderkomen gezellig noemen. Een uurtje later zou het er ongetwijfeld knus, warm, mooi, fris, en erg van M. geweest zijn. Maar toen was ik er al niet meer.